Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie neemt vandaag de laatste Nederlandse vertalingen van het Corpus Iuris Civilis in ontvangst. Prof. mr. Jop Spruit, emeritus hoogleraar historische ontwikkeling van het recht, werkte er 25 jaar aan. Mr. sprak hem over de vertaling, die volgens de hoogleraar ook nu nog van belang is. “Romeins recht dreigt een verloren onderdeel van de rechtenstudie te worden. Spijtig, omdat het bestuderen ervan kan bijdragen aan het besef van wat wij aan recht in Europa gemeen hebben en misschien kan leiden tot meer rechtseenheid en rechtsgelijkheid.”
Het Romeinse recht, dat in het Corpus Iuris Civilis is vastgelegd door de Oost-Romeinse keizer Justinianus in de zesde eeuw na Christus, heeft na de herontdekking ervan in de Middeleeuwen in Europa ruim achthonderd jaar de ontwikkeling van het recht mede bepaald. De vertaling van het Corpus Iuris Civilis wordt uitgegeven door Amsterdam University Press in twaalf delen in de vorm van een kolommeneditie met de Latijnse en Nederlandse tekst naast elkaar. Drijvende kracht achter dit grote rechtswetenschappelijke project is prof. mr. Jop Spruit. Zijn drijfveer? Het toegankelijk maken van de teksten voor alle juristen in Nederland.
Spruit: “Het overgrote deel van de juristen heeft nauwelijks nog besef van de wortels van ons recht. De moderne maatschappij heeft zich ontworsteld aan het patronaat van de klassieken. De meeste juristen hebben geen relatie meer met de antieke wortels van ons rechtsdenken en rechtssysteem. En dat is betreurenswaardig.” Spruit vindt dat iedere rechtenstudent tenminste het inleidende leerboek van Justinianus (Institutiones) in zijn boekenkast zou moeten hebben staan. Hij vreest echter dat, zelfs bij een positieve schatting, dit bij slechts 1% het geval is.
Saus van flamboyantie en sentiment
Het Nederlandse recht bestaat voor een deel nog uit versneden en onversneden Romeins recht. Zo berust de wettelijke regeling van de koopovereenkomst volgens Spruit voor 70 procent op het gelijknamige Romeinse contract. “Je kunt in de juridische opleiding niet zonder dat mathematische substraat van het Romeinse recht. Het is niet overgoten met een saus van flamboyantie en sentiment. De juridische normen worden strikt, maar niettemin met een onnavolgbaar besef van de billijkheidsbalans gehanteerd. Als jurist moet je zo leren denken. Ik kijk dan ook met enige verbazing naar al die sentimentaliteit en populisme in de Tweede Kamer in bijvoorbeeld de Mauro-casus, maar ook in andere kwesties. Het inspelen op goedkope gevoelens moet je als jurist niet doen. Romeins recht, rechtsgeschiedenis en rechtsfilosofie zijn in de opleiding bij uitstek de vakken waardoor je als jurist leert relativeren, toeschouwen en creatief oplossen.”
Zouden deze ‘metajuridische’ vakken bij de juridische opleidingen inderdaad verdwijnen onder de druk van een sterker accent op het positieve recht, dan zou dit een grote verarming van de rechtgeleerde studie betekenen volgens Spruit. Het gaat niet zozeer om de oude dogmatiek van het Romeinse recht, maar om de manier van denken en de casuïstiek. “Studenten moeten leren een casus te analyseren en voor oplossing ervan een afweging te maken binnen het bestaande normenkader. Ze moeten nadenken over waarom een regel is zoals die is en waarom die kan worden toegepast. Dat positiefrechtelijke komt later wel.”
‘Verenigde Staten van Europa’
Het Corpus Iuris Civilis is de belangrijkste historische impuls achter de rechtseenheid op het Europese continent. Door de nationale codificaties van wetten en regels in landen op het Europese continent in verschillende periodes is de regelgeving op den duur steeds meer verdeeld geraakt. Er werden eigen keuzes gemaakt. Nu probeert Brussel via onder meer verordeningen en richtlijnen de zaken weer naar elkaar toe te buigen.
Spruit vindt het goed dat actief gestreefd wordt naar gelijkheid. Hij hoopt op het ontstaan van de ‘Verenigde Staten van Europa’, al ziet hij dat vanwege de economische problematiek somber in. Of een gemeenschappelijk geschiedenis van het recht, zoals die van het Romeinse recht in Europa, de economische problemen van vandaag de dag had kunnen voorkomen, durft Spruit niet te zeggen. Maar hij zegt wel: “Hoe minder nationalisme, hoe beter. Voor meer rechtsgelijkheid en rechtszekerheid moet men onder andere kunnen terugvallen op de regels en normen die voorheen in Europa gemeenschappelijk hebben gegolden. Dan ontstaat er een klimaat waarin het mogelijk zou zijn om bijvoorbeeld een casus in Spanje op ongeveer dezelfde wijze te behandelen en te beoordelen als in Nederland. In de discussies zou het Justiniaans-Romeinse recht ook in deze moderne tijd nog een rol kunnen hebben.”
Zwanenzang
Spruit werd in 1971 benoemd tot hoogleraar Historische ontwikkeling van het recht aan de Universiteit Utrecht. Op 1 maart 2002 ging hij met emeritaat. Op de vraag of de voltooiing van de vertaling van het Corpus Iuris Civilis het sluitstuk van zijn juridische carrière is, antwoordt Spruit: “Ja, dit moet toch wel de zwanenzang zijn. Ik hoop dat het in lengte van jaren geraadpleegd zal worden.”
De Amsterdam University Press heeft een tijdelijke kortingsactie. Alle delen van de vertaling van het Corpus Iuris Civilis zijn nu te koop voor 540 euro in plaats van de 677 euro wat het normaal kost. De reeks is te bestellen via www.aup.nl.