Tevredenheid over rapport ‘Specialisatie loont?!’

Delen:

Het rapport van de Raad voor de rechtspraak over gespecialiseerde gerechten is goed gevallen. Tevredenheid is er over de conclusie dat de kwaliteit van die gerechten goed is. Maar er zijn ook kritische noten. De soms te lange doorlooptijden van rechtszaken en het beperkte aantal specialistische rechters vormen mogelijk een gevaar voor de kwaliteit.

De Radboud Universiteit Nijmegen (RU) deed in opdracht van de Raad voor de rechtspraak twee jaar lang onderzoek naar de kwaliteit van specialistische gerechtelijke voorzieningen. Het onderzoeksrapport ‘Specialisatie loont?!’ dat vorige week woensdag verscheen, is het resultaat daarvan. Mr. vroeg een aantal betrokkenen om een reactie.

Ervaringen van procespartijen met vijf gespecialiseerde gerechten werden onderzocht: de ‘natte’ kamer van de rechtbank Rotterdam, de IE-kamer van de rechtbank Den Haag, de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam, het mededingingsteam van de rechtbank Rotterdam en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBb). Een van de onderzoekers en tevens hoogleraar burgerlijk (proces)recht, Carla Klaassen, stelt hierover in het rapport: “Het belang van de gerapporteerde meningen en ervaringen is, zo zou men kunnen zeggen, te vergelijken met het belang van de gevoelstemperatuur in het weerbericht. Niet de objectieve waarde maar de beleefde temperatuur is het tenslotte waarmee het zeer nuttig is bij het aankleden rekening te houden”.

Volgens de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) werd het tijd voor een onderzoek naar de kwaliteit van de (specialistische) rechtspraak. Dit geeft de vereniging namelijk een handvat om er op aan te sturen dat de kwaliteit behouden blijft en eventueel verbeterd wordt. Reinier van Zutphen, voorzitter van de NVvR, vertelt: “De rechtspraak kan grofweg worden verdeeld in drie groepen. Dit hebben wij in ieder geval gedaan naar aanleiding van de gerechtelijke kaart discussie. Wij misten toen de achterliggende analyse met het perspectief op kwaliteit en hebben die analyse daarom zelf gemaakt. In 80 procent van de gevallen gaat het om reguliere zaken welke bij de ‘gewone’ rechtbanken worden onder gebracht. In principe zou elke rechter die zaken met zijn kennis en expertise moeten kunnen behandelen. Bij de tweede groep, ongeveer 15 procent, is meer specialisme nodig. Het zijn zaken die niet heel veel voorkomen, maar waarvoor wel specifieke deskundigheid wenselijk is. Dit zou onder moeten worden gebracht bij diverse rechtbanken, maar niet overal, zodat de betrokken rechters voldoende specialistische kennis in huis hebben en zich kunnen ontwikkelen op dat terrein om die zaken te beslechten. Met belastingzaken gebeurt dit inmiddels al. Voor enkele andere kwesties zijn ‘superspecialistische’ voorzieningen nodig. Deze laatste groep heeft de Raad voor de rechtspraak laten onderzoeken door de RU en dat juichen wij enorm toe. De andere twee groepen verdienen ook dat ze onder de loep worden genomen, maar dit is al een stap in de goede richting. Eindelijk een wetenschappelijke analyse van de Raad waaruit blijkt dat kwaliteit van de rechtspraak voorop moet staan, gewaarborgd moet worden en waar nodig moet worden verbeterd. Hoera!”
In grote lijnen sluit hoogleraar Rechtspraak aan de Radboud Universiteit Nijmegen (en vice-president van de rechtbank te Arnhem) Hans den Tonkelaar zich hierbij aan, al merkt hij op dat het zeker niet het eerste en enige onderzoek van de Raad is waarin de kwaliteit van de rechtspraak vooropstaat.

‘Tunnelvisie’ op de loer

Het onderzoeksrapport rekent af met verschillende vooroordelen. Met het geluid dat grote ondernemingen hun geschillen in de regel op alternatieve wijze (bijvoorbeeld door arbitrage of mediation) zouden oplossen en dat buitenlandse voorzieningen kwalitatief beter zouden zijn, wordt korte metten gemaakt. Vrijwel unaniem zijn de respondenten van het onderzoek van mening dat specialistische voorzieningen wenselijk en noodzakelijk zijn in de moderne complexe samenleving. Inhoudelijke kwaliteit van de rechters speelt bij dit oordeel een grote rol. Bijzondere juridische kennis op betreffende rechtsgebieden is nodig. Dit heeft eveneens te maken met het feit dat de advocatuur ook gespecialiseerd is en de rechter hier aan gewaagd moet zijn. Onpartijdigheid en integriteit van de betrokken rechters wordt (naast de inhoudelijke kwaliteit) als belangrijkste element van kwalitatief goede rechtspraak genoemd of als vanzelfsprekend beschouwd. Omdat bij sommige voorzieningen slechts enkele – op één hand te tellen – specialistische rechters werken, ontstaat het gevaar dat de persoon van de rechter te zeer een stempel drukt op de ontwikkeling van de rechtspraak. “Tunnelvisie moet worden voorkomen. Onder andere een gerichte opleiding, zelfreflectie en wellicht een uitbreiding van het aantal rechters kunnen ervoor zorgen dat specialistische rechters niet verstrikt raken in hun eigen ideeën”, aldus Reinier van Zutphen. Dit risico van een zeer kleine groep hoog gespecialiseerde rechters wordt ook door Hans den Tonkelaar onderkend. Den Tonkelaar: “Bovendien blijft het van groot belang dat ook de specialisten in de algemene praktijk van de gerechten terdege thuis zijn. Goede rechtspraak leer je niet alleen door inhoudelijk – wat in het algemeen materieelrechtelijk inhoudelijk betekent – uit te blinken. Het eerste wat een rechter in de vingers moet hebben is toch nog steeds het eerlijke proces.”

(Te) lange doorlooptijden

Over het algemeen wordt de kwaliteit van de onderzochte gerechten door de respondenten positief beoordeeld. Aandachts- of verbeterpunten liggen er nog wel op het terrein van praktische aangelegenheden. Een van de grootste knelpunten wordt gevormd door de als te lang beoordeelde doorlooptijden van rechtszaken. Maar ook richt kritiek zich op de tijd tussen zitting en uitspraak en is er vaak onduidelijkheid over het moment waarop een uitspraak is te verwachten. Als suggesties ter verbetering is gewezen op een betere interne organisatie en op uitbreiding van het aantal rechters.
Ook de voorzitter van de NVvR wijst hier op: “Het algemene oordeel dat het wel snor zit met het kwaliteitsniveau van de rechtspraak is mooi, maar in het rapport worden eveneens een paar ernstige waarschuwingen gegeven. Hierdoor is de kwetsbaarheid van de rechtspraak bloot komen te liggen. Zo laat het zien dat de doorlooptijd soms nog te wensen over laat. Voorspoedige en voortvarende behandeling van een zaak draagt bij aan het gevoel voor rechtvaardigheid en daarmee aan de kwaliteit van de rechtspraak. In mijn rol als vice-president van het CBb merk ik ook dat een te langzame afwikkeling door partijen als behoorlijk negatief wordt ervaren, terwijl zij wel positief tegen de rest van de gang van zaken aankijken. Dat betreur ik. Bij veel rechterlijke instanties wordt hieraan gewerkt, maar een redelijke snelheid is nog zeker niet overal gerealiseerd. De NVvR dringt er bij de autoriteiten graag op aan dat dit wordt opgelost. Misschien moet er ook hier een schepje bovenop: een andere (betere) interne organisatie en/of meer gespecialiseerde rechters”.
Hans den Tonkelaar merkt nog op dat doorlooptijden en als onderdeel hiervan de tijd tussen zitting en uitspraak al veel aandacht van de Raad voor de rechtspraak hebben gekregen. “Ten onrechte wordt dit vaak gezien als productiedruk vanuit de Raad. In dit onderzoek is bevestigd dat het te maken heeft met de kwaliteit van de rechtspraak.”

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven