Topkantoren over toezicht, foute cliënten en de tijdgeest

Toezicht op de advocatuur, Russische cliënten, de inflatie, de relatie tussen grote kantoren en de sociale advocatuur. Het kwam allemaal aan de orde tijdens het door Mr. georganiseerde rondetafelgesprek met leidinggevenden van zes advocatenkantoren. “Kantoren moeten hun eigen morele keuze maken.”

Delen:

MR2302_INH-ART2-RondeTafel_5795_fotoGeertSnoeijer
foto: Geert Snoeijer

Ze hebben één ding gemeen: ze geven leiding aan een middelgroot of groot advocatenkantoor. Maar binnen de functie van managing partner zijn er meerdere smaken. Tot ieders verrassing zegt Joost Linnemann (Kennedy Van der Laan, 120 advocaten) dat hij géén advocaat meer is – hij is er CEO. “Het bestuursmodel dat we lange hebben gehad, was inefficiënt. Succesvolle advocaten moesten tijdelijk als bestuurder corvee doen. En wie daarna weer in de advocatuur ging werken, vond het moeilijk de draad opnieuw op te pakken.” Een bestuurder van buiten halen, iemand die het kantoor van binnen niet goed kent, was een stap te ver. En omdat Linneman ‘besturen leuker vindt dan de praktijk’ werd dat snel de nieuwe werkelijkheid. Toga aan de wilgen, fulltime besturen.

Verbaasd

“Goh, geen advocaat meer”, luidt het verbaasd aan een grote vergadertafel in de Chopin-zaal van Baker McKenzie aan de Zuidas. Zes bestuurders van even zovele advocatenkantoren zijn hier bijeen voor het jaarlijkse rondetafelgesprek van Mr., en bespreken actuele thema’s in de advocatuur.

Gastvrouw is Corinne Schot, managing partner van Baker McKenzie (180 advocaten, notarissen en fiscalisten in Nederland). Wel advocaat, maar met een verrassende achtergrond. Zij studeerde aan het conservatorium, specialiseerde zich in barokmuziek, klavecimbel en kerkorgel en was zes jaar uitvoerend musicus. “Daar heb ik geleerd om samen te werken.” Haar rechtenstudie bracht haar eerst bij Houthoff en Allen & Overy. “Er zijn voor ons drie dingen op aarde”, zegt Schot: “klanten, medewerkers en onze kantoorreputatie. Als bestuurder moet je wel met de poten in de klei staan. Een professionele managing partner die geen advocaat is, denkt toch te veel in termen van spreadsheets.”

Ook Brechje van der Velden, een van de twee managing partners in de Nederlandse vestiging van Allen & Overy (200 advocaten en notarissen) combineert de juridische praktijk met haar functie als bestuurder. Dat geldt ook voor Rutger Ploum van het gelijknamige kantoor (100 advocaten en notarissen). Zijn ­co-bestuurders, die dit ook doen op toerbeurt, zien het helemaal niet als corvee, zoals Linnemann het noemde. “Ze vinden het juist leuk.” En Edward de Bock, bijna acht jaar managing partner van Houthoff (300 advocaten, notarissen en belastingadviseurs)? Die hoeft niet eens te zéggen wat hij van zijn functie vindt. Hij is, ook gezien het jasje-dasje, het prototype van een MP van een groot advocatenkantoor.

De laatste managing partner aan tafel is ook degene die er wellicht als eerste mee ophoudt. Willem Hoorneman van CMS zit op die stoel sinds 2016. Dat combineerde hij altijd met z’n baan als advocaat octrooirecht en enige tijd als plaatsvervangend raadsheer. Op 1 augustus zit zijn termijn erop, neemt hij afscheid van kantoor en gaat hij zich bezighouden met de muziekrechtenbusiness.

Toezicht

En zo zijn er voor de kantoorbestuurders, die elkaar allemaal kennen, toch nog verrassingen. Maar ze zijn niet gekomen om te keuvelen over persoonlijke aangelegenheden. Er zijn voldoende thema’s waar de advocatuur mee worstelt. Neem het toezicht op de beroepsgroep. Minister Weerwind wil – mede naar aanleiding van de affaires Pels Rijcken en Youssef Taghi – een centrale toezichthouder, de Landelijk Toezichthouder Advocatuur (LTA). Die moet worden ondergebracht bij de Nederlandse Orde van Advocaten. Acht grote kantoren lieten Weerwind al weten dat de lokale dekens een rol moeten houden in het toezicht, want een toezichthouder moet wel affiniteit hebben met de branche.

“De advocatuur is gebaat bij professionalisering van het toezicht”, vindt De Bock. “Daarvoor moeten ook de verschillen tussen lokale ordes kleiner worden. De lokaal deken als pastoraal herder is belangrijk, ook vanwege de korte lijnen die advocaten met hem of haar hebben. Voor mijn kantoor is er dan een probleem: we hebben ook notarissen die weer een eigen toezichthouder hebben. De lokaal deken kan als herder van de kudde fungeren en de algemeen deken als onderdeel van de LTA. Hoe dan ook: als de kwaliteit van het toezicht maar wordt versterkt.”

Hoorneman lijkt er niet rouwig om als het zwaartepunt van het toezicht bij de LTA komt te liggen. “De buitenwereld kijkt kritisch naar ons. Toezicht is dan noodzakelijk. De lokaal deken heeft soms een dubbele pet op: hij is vertrouwenspersoon, maar kan ook sanctioneren. In de huidige vorm is de deken een goede toezichthouder, ook in de afhandeling van klachten. Maar toezicht komt misschien beter tot z’n recht bij de LTA. Die moet dan wel onafhankelijk van de Orde zijn. Misschien is het een idee daar een zelfstandig bestuursorgaan van te maken.”

Zo ver wil Schot niet gaan. Haar kantoor heeft al meerdere toezichthouders, voor advocaten, notarissen en fiscalisten en het risico bestaat dat die te veel hun eigen vlees keuren. “Mijn zorg is dat de LTA wordt opgetuigd tot een te bureaucratisch orgaan, dat helpt niet echt.”

Van der Velden vindt het vooral belangrijk dat het toezicht wordt geprofessionaliseerd, zodat advocaten kunnen laten zien dat de beroepsgroep de kwaliteit streng bewaakt en optreedt als die niet aan de maat is. “De kracht en reputatie van de advocatuur worden versterkt wanneer er tuchtrechtelijk goed wordt opgetreden. Dat gebeurt al, maar dat moeten we meer zichtbaar maken. Vanzelfsprekend moet het toezicht onafhankelijk zijn, waarbij het goed zou zijn als er naast advocaten ook een blik van buiten is.”

De slager-keurmeesterdiscussie

Ook  Linnemann wijst erop dat we moeten oppassen voor de slager-keurmeesterdiscussie. “We hebben nu eenmaal privileges. Dan is het logisch dat er toezicht is op de naleving van de regels. Dat toezicht moet onafhankelijk van de staat zijn. Ik vind dat de Orde te weinig rekenschap geeft van pr-aspecten van toezicht. Hoe kijkt de buitenwereld daar tegenaan? Nu verzanden we in een juridische discussie waarin de buitenwacht en de politiek ons buitenspel zetten.”

Onafhankelijk toezicht heeft nog een voorstander: Ploum. “Kantoren kunnen heel kwetsbaar zijn. Derdengeldrekeningen kunnen worden misbruikt omdat de interne controle niet altijd op orde lijkt te zijn. Zie de Pels Rijcken-zaak, hoewel dat om notarissen ging. Onafhankelijk toezicht, dat professioneel is opgetuigd is te verkiezen boven het zo te laten zoals het nu is. De lokale dekens moeten wel een belangrijke rol houden. Zij zijn belangrijk bij ruzie tussen advocaten onderling, bijvoorbeeld over welke stukken in het geding kunnen worden ingebracht, en gedoe tussen een stagiaire en de patroon. Op de advocatuur rust een zware verantwoordelijkheid, ook richting de maatschappij. Dat vraagt om een gespecialiseerde toezichthouder.”

Maar een toezichthouder kost ook geld. Linnemann is ‘beducht’ voor uit de pan rijzende kosten, die onmogelijk te dragen zijn voor de sociale advocatuur. Ook Schot is bezorgd over de kosten: “De LTA heeft een staf nodig en dat maakt het ook duur. De Wwft moet worden gehandhaafd. Voor compliance zijn ook veel mensen nodig en dat kost geld.”

‘Foute’ cliënten

Sinds de inval van Rusland in Oekraïne voelen ook advocatenkantoren dat ze maatschappelijk en politiek onder een vergrootglas liggen. Russische cliënten bedienen, dat kan eigenlijk niet meer, zo luidt de publieke opinie. “Ja, dat voelen wij zeker”, zegt Schot. “We zijn onderdeel van een Amerikaans concern, en het vergrootglas is huge. We moeten voldoen aan de Amerikaanse sanctieregels en dat houdt in: geen Russische klanten bijstaan. Ergens wringt dat wel: een cliënt is een cliënt.”

“Ethisch kan het niet”, vult Hoorneman aan. “Juridisch ook niet vanwege de sanctielijst. Daar staat tegenover dat Nederland een rechtsstaat is en dat wij als advocatuur daar een onderdeel van zijn. We mogen optreden voor criminele verdachten, maar ook partijen in het civiele recht moeten zeker in geval van procedures gebruik kunnen maken van een advocaat – zo ook Russische cliënten. Die kunnen nu nergens terecht. Maar iedere schurk kan een legitiem belang hebben bij een zaak. Een Russische cliënt met een legitiem huurgeschil heeft nu veel moeite een advocaat te vinden. We moeten daar niet te veel in doorslaan, anders zet je de bijl aan de wortel van de rechtsstaat. We hebben hierover ook interne discussies. We zaten daar als CMS middenin, met een kantoor in Moskou dat inmiddels is afgestoten vanwege de oorlog, en met nog steeds twee kantoren in Oekraïne. Ik vind niet dat we vooraf kunnen zeggen bij een juridisch conflict: iedere Russische cliënt deugt niet. Dat oordeel is uiteindelijk aan de rechter.”

“Er is veel opwinding over Russische klanten maar minder opwinding over wat Nederland aan Rusland verdient”, zegt De Bock. “Het zijn klanten uit een land met een fout regime, maar als belangenbehartiger associeer je je niet met hen. In hoeverre kun je nog optreden voor Chinese partijen? Veel cliënten lijken koosjer, maar kunnen toch afkomstig zijn uit landen waar de mensenrechten worden geschonden. Die vraag ligt nu voor ons: kunnen we voor hen nog optreden?”

Meerdere perspectieven

Van der Velden ziet een bredere maatschappelijke discussie over goed versus fout en vindt het goed dat de advocatuur meebeweegt met deze ontwikkelingen. “In ons wereldwijde bestuur spreken we hier ook vaak over. Dat is soms best lastig want wat we in Nederland ‘fout’ vinden, vinden ze in Amerika of China lang niet altijd fout. Het is goed om ons te realiseren dat er meerdere perspectieven zijn. Welke keuze je ook maakt: je moet het wel goed uitleggen, zowel aan de buitenwereld als intern. Maar het is een feit dat de jonge generatie advocaten daar uitgesproken opvattingen over heeft.”

Linnemann vindt dat advocaten zich in de discussie nogal eens verschuilen achter hun rechtsstatelijke rol. “Ook met inachtneming van die rol kun je keuzes maken. Neem bijvoorbeeld IE-advocaten. Het is ongebruikelijk dat zij zowel optreden voor rechthebbenden als voor inbreukmakers. Terwijl ook die inbreukmakers recht hebben op bijstand van een advocaat. Als je er om commerciële redenen voor kunt kiezen om een bepaalde groep cliënten niet bij te staan, dan kun je dat ook om ethische redenen.”

En het wordt nog complexer als er wordt gekeken naar juridische samenwerkingsverbanden. Schot: “Stel, een bedrijf moet weg uit Rusland door de sancties. Maar dat bedrijf zit wel in een internationale joint venture. Je kunt niet zwart-wit zeggen: ‘Wij staan geen Russen bij.’ Veel van deze zaken zijn grijs. In het Midden-Oosten worden geen lhbtiq+-personen erkend, iets waar wij anders over denken. Daar zeggen ze: hoezo gaat het Westen nu plotseling over ons rechtssysteem? Onze taak is veel meer om een brug te slaan tussen jurisdicties.”

Maar in de publieke opinie was het wél zwart-wit, zegt De Bock. “Zes dagen na de inval van Rusland in Oekraïne hebben we de banden met de Federatie gestaakt, terwijl we een wettelijke zorgplicht hadden jegens onze klanten daar. Maar dat kon je nauwelijks zeggen, dat bleek te genuanceerd. De kranten schreven erover alsof ik persoonlijk op een Russische tank zat.”

Het is Ploum die het dilemma kernachtig samenvat: “Kantoren moeten hun eigen morele keuze maken.”

Eigen personeel

Maar kantoren houden niet alleen cliënten (ook ‘foute’) liever binnenboord, dat geldt ook voor de eigen medewerkers. Elk advocatenkantoor merkt het: andere kantoren nemen contact op met advocaten en proberen ze subtiel los te weken. En dat in tijden dat de werkdruk hoog is en ze niemand kunnen missen.

“Een hele uitdaging”, noemt Ploum dat. “Dus moeten we onze mensen echt wat te bieden hebben. Dat varieert van een leven lang leren – wat ook geldt voor de compagnons – en een leven lang gecoacht worden. We hebben een contract met het externe counselingbureau Mentavitalis. Daarmee ondersteunen we onze mensen als ze privé of werkgerelateerd in de knel dreigen te komen. Zo hoeven ze niet direct naar de bedrijfsarts en blijven ze langer gezond en inzetbaar.” Ploum geeft toe: zoiets is makkelijker als de schaal wat kleiner is, “bij ons werken ‘maar’ 170 mensen”.

Een advocatenkantoor is niet alleen een commercieel bedrijf. Van der Velden ziet haar kantoor ook als een opleidingsinstituut. “We willen mensen de kans bieden zich ten volle te ontwikkelen. Met daarin veel aandacht voor de maatschappelijke rol van advocaten. We organiseren lezingen met externe sprekers om ons uit te dagen en een blik van buiten naar binnen te halen. Dat kan gaan over geopolitiek of de impact van AI op ons vak: onderwerpen die actueel en urgent zijn.”

Opleidingen verzorgen is van alle tijden en ook daaraan hebben jonge juristen nog steeds behoefte, zegt Linnemann, “maar wel met een andere sense of purpose. Ik zie dat ze ‘radicaal’ andere dingen willen dan twintig jaar geleden. Dat heeft te maken met hun kijk op het leven. Werk alleen is niet voldoende, ook al is het mooi werk voor mooie cliënten. Ze zoeken bevrediging in de combinatie: werk en iets anders. Bij ons houdt iemand zich ook bezig met het organiseren van begrafenissen voor mensen die verder niemand hebben. Een ander werkt parttime omdat dat kookboek eindelijk eens af moet. Dat is geen gebrek aan motivatie, dat is multimotivatie.”

En dat alles hoeft geen effect te hebben op de beloningen, vult Hoorneman aan. “Bonussen en gratificaties worden niet alleen uitgekeerd wanneer je je target hebt gehaald, maar gelden ook voor niet-declarabele zaken. De een verzorgt opleidingen, de ander werkt aan een publicatie. Dat is minstens zo belangrijk.”

Bij Ploum is de target voor declarabele uren om die reden al verlaagd van 1.350 naar 1.000 uur per jaar. “Wij ondersteunen ondernemerschap. Wil iemand een nichepraktijk opzetten? Als we daar achter staan, dan ondersteunen we dat, ook al kost dat declarabele uren. Een stichting voor iets beginnen? Ook dat kan lucht geven. Ik geef toe: we waren eerst wat sceptisch over dergelijke initiatieven, nu zijn we blij dat we mensen die kans hebben gegeven. Ze komen met verrassende dingen: een boek schrijven, promoveren, een winkel openen. Per saldo zijn de declarabele uren toch op peil gebleven.”

Spijkerbroek

En is die nieuwe tijdgeest ook op de werkvloer te zien? “Haha”, lacht Linnemann, “ik draag zelf ook wel eens sneakers.” De Bock omschrijft zichzelf als wat old fashioned. “Ik vertegenwoordig ook mijn kantoor. Een bepaalde vorm van distantie vind ik prettig, je bent toch dienstverlener. Maar ik zie de verandering om mij heen. Vroeger droeg iedereen in de raad van bestuur maatpakken met krijt, nu is een spijkerbroek niet ongewoon meer.” Als advocaten maar ‘representatief’ zijn, is de algemene opinie. Van der Velden: “De jonge generatie worstelt ermee dat de codes nu minder duidelijk zijn: mannen droegen vroeger altijd een pak, en nu dan? Jonge vrouwen vinden een klassiek mantelpak ouderwets, maar wat doe je dan aan? Hoe je eruit moet zien, is sowieso aan het veranderen. Dat zie je heel goed op kantoor.” Die verandering is volgens Hoorneman door covid wat sneller gegaan.

Inflatie

Nog een post-covid verandering: de inflatie. Welke invloed heeft dat op de kantoorfinanciën? “Bij ons zijn de salarissen verhoogd met een ‘net’ percentage”, zegt Ploum. “Dat is in de lijn met wat landelijk wordt geboden. Onze tarieven zijn ook verhoogd, maar minder dan aan de Zuidas.”

“Je moet wel”, zegt Van der Velden. “Je beweegt gewoon mee met de rest van de maatschappij.” Ook door de krappe arbeidsmarkt, vult Linnemann aan. “Je móét mee, maar je wílt ook mee. En gelukkig merk ik bij cliënten begrip dat de tarieven nu hoger liggen.” Het is geen sexy onderwerp, vindt De Bock. Maar ook hij gaat mee: “Alle leveranciers zijn duurder, parkeren, energie, meubilair. Dat moet je wel doorberekenen.”

Hybride werken

En post-covid is ook: hybride werken. Dat vond Ploum wel een ‘bijzondere ervaring’. “Toen covid op z’n einde liep, dacht iedereen: we gaan het vanaf nu anders doen. Wij hebben eigen vrijheid en verantwoordelijkheid vooropgezet. Geen instructies meer. Bij ons mag je onbeperkt thuiswerken. En wat leert de ervaring: de meesten komen uit zichzelf drie à vier dagen naar kantoor. Om op te leiden, anderen te ontmoeten, voor het samenwerken aan een zaak. Die keuzemogelijkheid vinden ze belangrijk.” Bij Kennedy Van der Laan zijn de advocaten voor de helft van de tijd aanwezig, zegt Linnemann. “Dat vinden we wel belangrijk, ook voor interne opleidingen. Die vrijheid hebben we dus iets moeten inperken.”

Zo staat De Bock er ook in. “Het is voor advocaten extreem belangrijk dat ze naar kantoor komen. Voor de opleiding, het sociale aspect, overleggen, het werk zelf is makkelijker als je elkaar ziet. De flexibiliteit die we tijdens covid hebben geleerd, is een groot goed. Af en toe thuiswerken kan ook prima en dat betekent niets voor je ambitieniveau. Maar ons beleid is: stagiairs werken alleen incidenteel thuis, andere advocaten maximaal twee dagen. Dat gaan we nu evalueren. Flexibiliteit wordt door onze mensen op prijs gesteld. Ik merk dat ze graag komen, om hard te werken maar ook voor het plezier.”

Ook bij CMS is er – zeker na covid – een ‘enorme honger’ ontstaan om elkaar weer te zien. “En niet alleen via het scherm”, zegt Hoorneman. De gewenning aan thuiswerken heeft ook consequenties voor de kantoorbezetting gehad. Het kantoor in Utrecht is gesloten, alles is samengevoegd in Amsterdam. “Vóór covid dachten we nog: we moeten daar extra etages huren. Nu zegt 90 procent van onze mensen dat ze graag twee dagen thuiswerken. Daardoor hebben we na een interne verbouwing niets hoeven bij te huren en kunnen we iedereen plaatsen met behulp van flexibele werkplekken.”

Ploum gaat een laag dieper: “Geef je je mensen eigen verantwoordelijkheid of niet? Dat past wel bij deze tijd. We moeten als advocatuur een slag maken naar een moderne bedrijfstak. De tijden zijn echt veranderd.”
Dat blijkt ook wel uit de werktijden. “Als vroeger iemand om vijf uur de deur uitging, dan viel dat op”, zegt Van der Velden. “Nu is dat helemaal weg. Het is veel zichtbaarder en normaler als iemand zegt: ik moet naar huis want ik moet de kinderen ophalen. We hebben wel regels over aanwezigheid, maar die flexibiliteit is winst.”

Sociale advocatuur

Maar de commerciële kantoren kijken niet alleen naar binnen, waar mogelijk werken ze samen met de sociale advocatuur. “We moeten ervoor zorgen dat de sociale advocatuur in stand blijft”, zegt Van der Velden. “We trekken ons dit ook aan. De financiering ervan is een verantwoordelijkheid van de overheid, maar we moeten er wel samen voor zorgen dat dit specialisme blijft bestaan. Het is een vak, met een eigen expertise. Dat moeten wij niet gaan doen en dat kunnen we ook niet. We dragen er daarom aan bij. Zo was ik destijds een van de initiatiefnemers van het project Sociale Advocatuur van de Praktizijns-Sociëteit, waarbij grote kantoren sociaal advocaten steunen via kennisdeling en opleiding.Ook werken we samen met de sociale advocatuur in de opleiding van stagiairs.”

“Ik zie ook meerwaarde in gesprekken met grote uitgevers over de kosten van content”, zegt Linnemann. “Sociaal advocaten betalen daar evenveel voor. Die content wordt vaak aangeleverd door Zuidas-advocaten die artikelen schrijven. Zo kunnen we onze expertise en onderhandelmacht inzetten om de sociale advocatuur te helpen.”

Bij Houthoff werken ‘onze jonkies’ (aldus De Bock) korte tijd op een sociaal kantoor. “Zo halen zij procespunten en krijgen sociale kantoren kosteloos onze hardwerkende mensen. Opleidingen doen we ook gezamenlijk. Zuidas-advocaten zijn qua opleiding veel met zichzelf bezig, de Law Firm School is gericht op specialismen van grote kantoren. Ik vind dat ook een verschraling van het vak van advocaat. Wat we niet kunnen is de rol van de overheid overnemen qua financiën. We moeten wel een steentje bijdragen, vanwege onze bevoorrechte positie.”

“Ik zie veel welwillendheid om hen te helpen”, zegt Hoorneman. “Maar het is soms wel zoeken. Als we een partnerschap met een sociaal kantoor willen aangaan, blijkt dat in de praktijk wel lastig.” “Ik kan best helpen om zo’n kantoor te vinden”, reageert De Bock. “Onze jonkies komen na drie, vier maanden stuiterend van enthousiasme terug van een sociaal kantoor. Ze voelen zich een ‘klassiek advocaat’.” Klopt, zegt Ploum: “Je leert er als advocaat heel veel.” De Bock: “Het gaat om het echie. Er kijken niet tig oudere advocaten over je schouder mee.”

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven