De advocatuur is kwetsbaar en staat meer onder druk dan ooit. Druk vanuit de kant van de opdrachtgevers, maar ook vanuit de samenleving, die steeds meer eisen stelt als het gaat om het afleggen van verantwoording. Het zijn economisch barre tijden, de concurrentie is hevig en cliënten willen steeds meer voor minder. Net als andere branches ontkomt ook de advocatuur niet aan de bezuinigingen. En dan zijn er de vraagtekens die er vanuit Den Haag worden gezet bij het toezicht en het verschoningsrecht. Hoe gaat de beroepsgroep om met deze uitdagingen? Wat brengen al deze ontwikkelingen eigenlijk teweeg? Op welke manier biedt de advocatuur het hoofd aan politieke bemoeienis? En is de gekozen weg hierin wel de juiste? Tijdens een door Mr. georganiseerd rondetafelgesprek– geleid door Rob van Otterlo (hoogleraar Organisatie van de juridische dienstverlening aan de Universiteit van Amsterdam) – gingen bestuurders van zes topkantoren in op deze vragen.
De aantasting van het verschoningsrecht noemt Gerhard Gispen, country head bij Simmons & Simmons, een groot gevaar. “Heel bedreigend voor de hele beroepsgroep. En ook de (grote) kantoren zullen er veel last van ondervinden. Het verschoningsrecht is een kenmerkend aspect van de advocatuur. Om deze reden gaan cliënten naar een advocaat en niet naar andere juridische dienstverleners. De grote kantoren laten wat dit betreft jammer genoeg te weinig van zich horen vind ik.”
Maar Gispen verbaast zich nog meer over de aanpak van de Orde in het toezichtdossier. Hij noemt de gekozen strategie ‘onverstandig’. “Het toezicht werkt gewoon niet. De kwaliteit van de advocatuur is té wisselvallig. Er zijn heel veel goede advocaten, maar er zijn ook slechte advocaten. Het toezicht moet de kwaliteit verbeteren, maar dat doet het niet. De Orde voert mijns inziens nu een achterhoedegevecht door onze onafhankelijkheid te koppelen aan de eis dat we het toezicht in eigen hand houden. De Orde had er beter aan gedaan door in te zetten op echt onafhankelijk toezicht: onafhankelijk van de overheid, en onafhankelijk van de advocatuur.”
Geen van de topbestuurders is tegen intensivering van het toezicht. Maar ze benadrukken wel dat het op de juiste manier moet gebeuren. Managing partner Winfred Knibbeler (Freshfields Bruckhaus Deringer): “Die onafhankelijkheid is zeer belangrijk. Dat moeten we niet lichtzinnig verkwanselen. In internationaal perspectief slaan we echt een modderfiguur als de overheid toezicht gaat houden.”
Onafhankelijk toezicht is ontzettend belangrijk voor de internationale concurrentiepositie van Nederland. Volgens Frederieke Leeflang, managing partner bij Boekel De Nerée, zal het veel vragen oproepen in het buitenland als de overheid zich met het toezicht gaat bemoeien. “Ik denk dat dat aspect nog niet bij de politiek is geland. We hebben met zijn allen de taak om uit te leggen waarom een sterke onafhankelijke advocatuur zo belangrijk is voor de kracht van onze economie.”
Opmerkelijk genoeg hebben de grote kantoren zich (tot nu toe) in het openbaar nog niet in de toezichtdiscussie gemengd. Richard Fens (managing partner bij DLA Piper): “We zijn het er allemaal over eens dat de onafhankelijkheid niet mag worden aangetast, maar de actiebereidheid bij de grote kantoren is gewoon nul.”
Op de vraag of de topkantoren dan niet gezamenlijk in actie zouden moeten komen, reageren de bestuurders niet negatief. Maar ze zijn voorzichtig. De grote kantoren zijn namelijk niet gewend om de publiciteit op te zoeken, omdat hun cliënten dat niet zouden waarderen. En dus opereren ze liever in de coulissen. Maar voor deze kwestie lijken ze misschien wel van dit principe te willen afwijken. “Ik kan me voorstellen dat een gezamenlijke inspanning van de grote kantoren en hun grootste cliënten iets teweeg kan brengen”, zegt Knibbeler. “Het is in ieder geval de moeite van het overwegen waard.” Waarop Leeflang enthousiast reageert: “Ja, laten we kijken of samenwerking daarin mogelijk is.” Met deze woorden lijkt de topadvocatuur een stap in de richting van iets als een manifest tegen Teevens toezicht te hebben gezet.
Lees het gehele rondetafelgesprek in het decembernummer van Mr. dat vrijdag 6 december verschijnt.