Erik van den Emster stopt na afloop van zijn ambtstermijn als voorzitter van de Raad voor de rechtspraak. Hij zal zich niet beschikbaar stellen voor een herbenoeming. Van den Emster zette zich tijdens zijn voorzitterschap in voor een toekomstbestendige organisatie van de Rechtspraak, die aansluit bij de eisen van de samenleving. “Sinds ik in 2007 toetrad tot de Raad heb ik me gericht op de bestuurlijke en organisatorische veranderingen die noodzakelijk waren om de Rechtspraak toekomstbestendig te maken,” aldus Van den Emster.
Hij vervolgt: “De taak die ik me daarbij heb gesteld, is voor een groot deel volbracht. De komende tijd zullen nieuwe uitdagingen op de voorgrond treden, bijvoorbeeld op het gebied van de professionele kwaliteit van de rechtspraak. Dat vraagt om continuïteit in de bestuurlijke aanpak. Het aflopen van mijn ambtstermijn is dan een logisch moment om plaats te maken.”
De ambtstermijn van de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak loopt af op 1 april van dit jaar. De leden van de Raad worden bij Koninklijk Besluit aangesteld op voordracht van de minister van Veiligheid en Justitie voor een periode van zes jaar. Ze kunnen eenmaal voor een periode van drie jaar worden herbenoemd.
Trots
Van den Emster maakte zich in zijn periode als voorzitter sterk voor een aantal zaken. Tijdens zijn voorzitterschap kwam de Wet herziening gerechtelijke kaart tot stand. Verder was hij tegen het wetsvoorstel dat rechters verplichtte bij bepaalde delicten minimumstraffen op te leggen. Ook verzette hij zich met succes tegen de invoering van kostendekkende griffierechten.
Van den Emster was trots op de kracht van de rechtspraak, maar wees ook op weeffouten en onvolkomenheden in eigen kring. Hij stimuleerde experimenten en moedigde de Rechtspraak aan nieuwe methodes uit te proberen als de situatie en de samenleving daar om vroegen, bijvoorbeeld om procespartijen sneller zekerheid te bieden over de uitkomst van een zaak, en om uitspraken begrijpelijker te maken en sneller te publiceren voor het publiek.
Idee fixe
Tegelijkertijd wees hij er de politiek en de maatschappij steeds op dat in het felle debat over veiligheid en justitie nuchtere feiten en cijfers vaak ontbraken. Het idee dat rechters niet streng genoeg straffen was volgens hem een idee fixe. De statistieken geven aan dat Nederlandse rechters zich wat betreft de zwaarte van de straf in de Europese kopgroep bevinden.
Van den Emster (63) werd in 1983 tot rechter benoemd in Breda en werkte achtereenvolgens in de civiele sector en als rechter-commissaris strafzaken. In 1989 is hij benoemd tot vicepresident en heeft hij gedurende vijf jaar de faillissementenkamer voorgezeten om vervolgens vanaf 1994 de strafsector te leiden. In 1998 is hij benoemd tot voorzitter van de civiele sector in de rechtbank Rotterdam, waar hij van 2000 tot 2007 president was.
Na het einde van zijn ambtsperiode als voorzitter van de Raad zal Van den Emster nog anderhalf jaar actief blijven binnen de Rechtspraak. “Binnen de Rechtspraak sta je voor de uitdaging in de soms weerbarstige dagelijkse praktijk samenleven mogelijk te maken. Die taak blijf ik graag vervullen.”