De wetenschap zet grote vraagtekens bij het voorstel van D66 om het huwelijksvermogensrecht te wijzigen. Slechts een enkeling ziet heil in het plan. Ook de advocatuur is kritisch, maar ziet wel kansen liggen. Advocaten zouden namelijk beter dan notarissen huwelijkse voorwaarden kunnen opstellen.
Tweede Kamerlid Magda Berndsen (D66) deed vorige week een voorstel om de huwelijksregels te moderniseren. Een Kamermeerderheid is het met haar eens. Mensen trouwen nu standaard in gemeenschap van goederen, tenzij ze dat op huwelijkse voorwaarden anders regelen. Dat systeem is ouderwets volgens Berndsen. Mensen kunnen voor zichzelf zorgen, vrouwen zijn geëmancipeerd en niet meer afhankelijk van het inkomen van hun partner. Daarom moet het stelsel worden ‘omgedraaid’, zegt Berndsen. Daarnaast zou het groeiende aantal zelfstandige ondernemers van dit plan profiteren, omdat de voorwaarden voorkomen dat schuldeisers van de ondernemer bij de partner kunnen aankloppen.
Oude wijn, nieuwe zakken?
De gedachte die D66 oppert, noemt Leon Verstappen (hoogleraar privaatrecht en in het bijzonder notarieel recht aan de Rijksuniversiteit Groningen) verrassend. Verstappen wijst er op dat de Tweede Kamer (in andere samenstelling) net een jarenlange discussie over de gemeenschap van goederen achter de rug heeft naar aanleiding van een wetsvoorstel dat de strekking had om die gemeenschap te veranderen in een beperkte gemeenschap. “Toen heeft de Kamer ingestemd met een amendement om de algehele gemeenschap van goederen juist te behouden. Het idee om meer individualisering in het huwelijksvermogensrecht te introduceren, lijkt haaks te staan op de eerdere beslissing van de Tweede Kamer om juist de gemeenschap van goederen, welk systeem uitgaat van de solidariteitsgedachte, te handhaven”, aldus Verstappen. De hoogleraar blijft warm voorstander van het eerdere plan, waarbij hij nauw betrokken was, om een beperkte gemeenschap van goederen in te voeren: “Een mooi compromis tussen die twee uitgangspunten”.
Nora van Oostrom, hoogleraar notarieel recht aan de Universiteit Utrecht, vraagt zich af of het uitgangspunt dat iedereen economisch zelfstandig is wel waar is. “Ik denk dat als iedereen nu zou scheiden en zou meenemen wat van hem of haar is, in een heel groot aantal gevallen een van de partners er aanmerkelijk beter uitkomt dan de ander. Bijvoorbeeld omdat de ander werkcapaciteit heeft ingeleverd of minder vermogen heeft opgebouwd.”
“Niet iedereen is economisch zelfstandig, dat wil D66 alleen graag”, zegt Fred Schonewille (docent en onderzoeker bij het Molengraaff instituut voor privaatrecht van de Universiteit Utrecht en family mediator bij Hoefnagels Family Mediation). “Dat is prima als ideaal, maar uit elk onderzoek blijkt steeds weer dat veel vrouwen nog niet volledig economisch zelfstandig zijn. Dat zie ik ook in mijn praktijk dagelijks voorkomen en dat is helemaal niet erg. Mensen moeten een ‘SGP-huwelijk’ kunnen sluiten en dan is de gemeenschap van goederen een prima standaardstelsel, maar dat is niet meer de gangbare werkelijkheid. Ik ben daarom een groot voorstander van het voorstel, maar het moet goed worden uitgewerkt en geïmplementeerd. Mensen moeten ertoe worden aangemoedigd en uitgenodigd om met belangstelling over hun eigen huwelijk te praten. Bij een scheiding doen mensen dit al. Dan is de noodzaak al tussen de oren gekomen, maar bij het huwelijk nog niet. Terwijl er zoveel dingen mislopen die beter had kunnen worden voorbereid. Ik zou het dan wel ‘huwelijkscontract’ noemen. Huwelijkse voorwaarden is een ongelukkige term. Dan is het net of je een voorwaardelijk huwelijk sluit. Het moet wel romantisch blijven.”
Bart Breederveld, advocaat bij Rensen Advocaten en docent goederen- en insolventierecht aan de Vrije Universiteit, is het niet met Schonewille eens. “Met het huidige stelsel loopt Nederland erg uit de pas; bijna nergens meer ter wereld vindt een huwelijk standaard onder algehele gemeenschap van goederen plaats. Maar ik denk dat als we het helemaal gaan omkeren we weer in omgekeerde zin uit de pas gaan lopen.” Breederveld is wel blij dat de Tweede Kamer er weer aandacht aan wil besteden. “Het huidige systeem is niet bevredigend. Nu trouwt men automatisch in gemeenschap en niemand wijst op de (mogelijk) grote gevolgen daarvan. Maar het voorstel van D66 gaat weer te ver. Ik zou de eerder voorgestelde beperkte gemeenschap ingevoerd willen zien.” Dat zou betekenen dat alleen de tijdens het huwelijk verkregen gezamenlijke (arbeids)inspanning in de gemeenschap valt.
Louis Zonnenberg, advocaat bij Banning, betitelt het D66-voorstel als ‘gelegenheidswetgeving’. “Het is niet doordacht en mist zijn verband met andere onderwerpen die ook van belang zijn. Ik vind wel dat mensen meer bewust moeten worden van de vermogensrechtelijke gevolgen van een huwelijk, dus verandering is welkom. Maar dan moet je je eerst goed afvragen hoe dat geregeld zou kunnen worden en niet klakkeloos ideeën opperen.” Volgens de advocaat wordt te makkelijk gezegd dat huwelijkse voorwaarden moeten worden opgesteld en dat als men dat niet doet de sanctie gemeenschap van goederen is. “Dat vind ik te veel betutteling. Ik voel veel meer voor een systeem waarbij mensen kunnen trouwen en op verschillende wijzen vermogensrechtelijk iets kúnnen regelen, maar dat als zij dat niet doen het geen verbintenis- of goederenrechtelijke gevolgen heeft. Waarom zou je als overheid bepalen dat mensen in een bepaald hok van regelingen terechtkomen?”
Overheidsbemoeienis
Verstappen betwijfelt of het D66-voorstel überhaupt wel haalbaar is vanwege allerlei internationale verdragen. Aanstaande echtgenoten lijken immers te worden gedwongen voorwaarden op te stellen. “Het aan de huwelijkssluiting verbinden van financiële en andere belemmerende voorwaarden is, meen ik, niet mogelijk”, aldus Verstappen.
Als de overheid bepaalt dat mensen een overeenkomst moeten sluiten met hun partner over hun vermogens, dan dringt zij in de contractuele sfeer van burgers. We moeten heel kritisch kijken naar hoeveel keuzevrijheid de mensen nog wordt gegeven en hoe betuttelend de overheid kan en mag zijn. Wel is het zo dat ook nu de overheid voor de burgers kiest, namelijk door als basissysteem een gemeenschap van goederen voor te schrijven. Dat zegt Van Oostrom. Overigens ziet zij geen probleem in de kosten die het opstellen van voorwaarden door een notaris met zich brengt: “Daar moet ik altijd een beetje om lachen. Mensen betalen duizenden euro’s voor een jurk die ze daarna nooit meer dragen en daar hoor je niemand over. Dat het huwelijk al zo duur is en dat men daarom geen geld wil uitgeven voor het regelen van de vermogensrechtelijke kant vind ik echt een krankzinnig argument.” Schonewille vindt ook dat mensen moeten investeren in een langdurige relatie: “Anders moet je maar niet trouwen.”
Opheffing monopolie notariaat
Het wachten is op de uitwerking van het voorstel. Van Oostrom noemt een aantal opties. “Een mogelijkheid is dat de wet bepaalt dat automatisch op huwelijkse voorwaarden wordt getrouwd. Dat vereist een fikse wetswijziging. De huidige wet is immers volledig gebaseerd op het andere systeem. De wet zou daarbij kunnen verplichten naar de notaris te gaan om bepaalde keuzes te maken over wat wel en niet te delen. Een andere optie is dat de wet keuzes over de al dan niet te delen goederen biedt, die men dan bijvoorbeeld bij de Burgerlijke Stand zou kunnen aankruisen. De vraag is wat het meest wenselijk is voor het volk als basissysteem.”
Bij verandering moeten notarissen in ieder geval niet het monopolie houden om de voorwaarden op te stellen. Advocaten kunnen dat ook en zelfs beter, omdat zij de gevolgen ervan overzien. Zij worden immers betrokken bij echtscheidingen en weten dus wat beter kan worden geregeld. Dat vinden advocaten Zonnenberg en Breederveld. Frankrijk is al bezig om advocaten dergelijke bevoegdheden, die voorheen exclusief aan de notaris toekwamen, toe te kennen. In een heleboel andere landen is dat al zo.
Volgens Schonewille heeft het notariaat in veel gevallen zelfs waardeloos werk geleverd de afgelopen veertig jaar. “Zo staan er inkomensverrekenbedingen in huwelijkse voorwaarden waardoor echtgenoten hun inkomens jaarlijks moeten verrekenen. Dat gebeurt gewoon niet, met een enorme chaos aan het eind van een huwelijk tot gevolg. De Hoge Raad is al 15 jaar bezig om hier enige orde in te scheppen. Dit is een voorbeeld van het feit dat notarissen werken met standaardmodellen, zonder echt met de mensen te praten en zonder naar ze te luisteren.” Ook Schonewille vindt daarom dat advocaten huwelijke voorwaarden moeten kunnen maken. “Of bijvoorbeeld family mediators. ‘Premarital mediation’ is een missie waar ik zelf als mediator mee bezig ben. In Amerika een heel gangbare methode. Gesprekken voeren voordat je met elkaar in het huwelijk treedt. Het gaat dan niet alleen over geld, maar ook over de kinderen en wat je van het huwelijk verwacht. Dat leidt dan tot huwelijkse voorwaarden. Mensen weten dan heel goed wat ze afspreken, omdat ze er werkelijk aandacht aan besteden.”
Bovendien geeft Verstappen aan dat momenteel niet zelden de voorkeuren van de adviserende en begeleidende notaris of andere adviseur een belangrijke rol speelt. “Veel notarissen werken met modellen huwelijkse voorwaarden die per kantoor kunnen verschillen. Dan kan het zo maar gebeuren dat als je met het aanstaande bruidspaar bij tien verschillende notariskantoren langsgaat, je ook met tien verschillende soorten huwelijkse voorwaarden terugkomt.”
Mentaliteitsverandering
Verstappen vervolgt: “Je mag je overigens ernstig afvragen of de individuele aanstaande echtgenoten wel voldoende begrijpen wat ze ondertekenen”. De hoogleraar heeft daar ooit empirisch onderzoek gedaan. Gebleken is dat de kennis over de in het verleden gemaakte huwelijkse voorwaarden bedroevend laag is, al direct na het ondertekenen van de akte.
Een ander probleem is dat mensen hun voorwaarden meestal niet meer updaten. Van Oostrom: “Bij een inboedelverzekering moet dat ook eens in de zoveel tijd, maar op de een of andere manier doen mensen dat niet bij hun huwelijkse voorwaarden. Mensen gaan in Nederland heel makkelijk om met hun vermogen. Ze leggen de verantwoordelijkheid over hoe moet worden omgegaan met hun vermogen bij de wetgever. Ze voelen zich niet gedwongen om daar zelf onderzoek naar te doen of zich daarover te laten inlichten. Een mentaliteitsverandering is echt nodig.”
Samenwoners
Van Oostrom en Schonewille zouden de hele discussie nog wat breder willen trekken. Het aantal samenwonenden is een steeds grotere groep waarvoor wettelijk helemaal niets geregeld is. “Er zijn steeds meer samenwoners die samen vermogen opbouwen en kinderen hebben. Is het vandaag de dag nog gerechtvaardigd om die samenlevers zo verschrikkelijk anders te behandelen dan gehuwden terwijl ze op heel veel punten gelijk zijn? Waarom neemt D66 dit niet in het verhaal mee?”, vraagt Van Oostrom zich af.
“We moeten een nieuw wettelijk systeem bedenken dat voor iedereen toegankelijk is. Voor gehuwden, samenwoners en geregistreerde partners”, aldus Schonewille.