De verschijningsplicht maakt onderdeel uit van de Wet uitbreiding slachtofferrechten (Wus), die die al in 2020 op voorspraak van toenmalig minister Dekker van Rechtsbescherming door de Tweede Kamer werd aangenomen. Niet lang daarna volgde een akkoord in de Eerste Kamer.
Desalniettemin duurde het vervolgens ruim drie jaar voordat de verschijningsplicht er daadwerkelijk kwam. De implementatie maakt nu deel uit van een groter pakket aan gewijzigde wetten per 1 juli 2024.
Waarheidsvinding
De verschijningsplicht is primair bedoeld om de waarheidsvinding tijdens rechtszaken te bevorderen. Alleen als een verdachte zelf aanwezig is, zo wordt geredeneerd, is het voor rechters en officieren van justitie mogelijk om de verdachte ook goed te ondervragen. Dat gaat niet als er alleen een advocaat aanwezig is.
Daarnaast zou de aanwezigheid van de verdachte ook aan slachtoffers en nabestaanden de kans bieden om effectief van hun spreekrecht gebruik te maken. Wanneer een verdachte afwezig is, hebben zij niet de kans om hem of haar te vertellen wat het misdrijf voor impact in hun leven heeft gehad.
Kritiek
Op de verschijningsplicht verscheen al direct bij de aankondiging door minister Dekker veel kritiek. Zo zou de plicht op gespannen voet staan met het nemo tenetur-beginsel en met de onschuldpresumptie. Die kritiek zwol nog eens extra aan toen minister Dekker in een interview met de Volkskrant steevast sprak over daders, in plaats van verdachten.
In 2021 bleek bovendien dat empirisch onderzoek naar het nut van een verschijningsplicht voor verdachten in het kader van het spreekrecht voor slachtoffers en nabestaanden door Kamerleden en bewindslieden vaak onjuist werd gepresenteerd, of zelfs geheel werd genegeerd, tijdens debatten over de verschijningsplicht. Vanuit de advocatuur klonken daarom ook al diverse malen zeer kritische geluiden over het wetsvoorstel.