Volop alternatieven voor ‘complex’ aansprakelijkheidsrecht

De veroorzaker van de schade aansprakelijk stellen. Dat is het uitgangspunt van het aansprakelijkheidsrecht. Maar omdat onderhandelingen en rechtszaken soms eindeloos duren, wordt steeds vaker gezocht naar andere oplossingen, zoals het Schadefonds Geweldsmisdrijven of het Schadefonds Mijnbouwschade. “Afhankelijk van de behoefte van het slachtoffer moet je kijken welk compensatiesysteem geschikt is.”

Delen:

Aansprakelijk Deposit-fc67cabf
Foto: Depositphotos

Slachtoffers van letselschade (vooral verkeersongevallen en beroepsziekten) zijn vaak teleurgesteld in de werking van het aansprakelijkheidsrecht. Procedures kunnen leiden tot jarenlang getouwtrek met verzekeraars of werkgevers over de schuldvraag, het oorzakelijk verband, de hoogte van de schade en het bedrag van het smartengeld.

“En intussen,” zegt rechtswetenschapper Rianka Rijnhout, “hebben de slachtoffers vooral in langlopende zaken grote moeite om hun leven weer op de rails te krijgen. Causaliteitsvragen (Ben je wel ziek geworden door je werk, en bij welke werkgever?) kunnen een zaak eindeloos laten voortduren. En vaak gaat het om kwetsbare groepen, vanwege hun slachtofferschap. “Maar de vertraging kan ook ontstaan door de grote hoeveelheid gevallen, waardoor het moeilijk is de toestroom snel af te wikkelen. Denk bijvoorbeeld aan de mijnbouwschade in Groningen.”

Gerede twijfel

Rianka Rijnhout (Universiteit Utrecht)

Rijnhout is hoogleraar Instituties, conflictoplossing en privaatrecht aan de Universiteit Utrecht en als onderzoeker ook verbonden aan de onderzoeksgroep die het aansprakelijkheidsrecht bestudeert. Ze is bovendien programmadirecteur van een onderzoeksgroep die kijkt hoe compensatie in de praktijk werkt, en hoe de betrokken instituties beter kunnen functioneren.

“In Nederland is het uitgangspunt dat je via het aansprakelijkheidsrecht een vergoeding moet claimen,” zegt Rijnhout. “Maar omdat er gerede twijfel is of het aansprakelijkheidsrecht nog voldoet, wordt steeds vaker gekeken naar alternatieve compensatiesystemen.” Ze noemt de komst van de zelfrijdende auto een aanjager van die discussie. “In die context worden de praktische en juridische vragen complexer. Het gaat niet meer om een verkeersfout, maar of er iets fout is met de software.”

Internationaal onderzoek wijst uit dat slachtoffers meer behoeften hebben dan alleen schadevergoeding. Mensen willen ook opheldering, erkenning van verantwoordelijkheid, excuses, het verbinden van consequenties aan het gebeurde en het voorkomen van herhaling. Dit leidt vaak tot teleurstelling. Het onderzoekscluster van Rijnhout publiceerde in september 2020 de resultaten van een empirisch-juridisch onderzoek naar langlopende letselschadedossiers in Nederland. Het onderzoek, (op instigatie van minister Dekker en in opdracht van De Letselschade Raad), ging om verkeersongevallen, ongevallen op de werkvloer en privé-ongevallen, waarvoor bij dertien aansprakelijkheidsverzekeraars dossiers werden onderzocht. Uit het onderzoek bleek dat de juridische discussies vooral gaan over de causaliteit, de hoogte van de vergoeding en het verdienvermogen. Verder was er in veel zaken nog geen medische eindtoestand bereikt. Ook bleek dat slachtoffers vaak nog bezig zijn met re-integratie en dat ze de materiële afwikkeling als belastend ervaren. En er is veel frustratie over de trage afwikkeling. Deze bevindingen zijn in lijn met internationaal onderzoek.

Bestaanszekerheid

Het grootste bezwaar van de slachtoffers is het ontbreken van bestaanszekerheid. Een van de geïnterviewde slachtoffers zei: “Als ik financieel krijg wat ik nodig heb om te kunnen leven met mijn letsel, ben ik tevreden.”

In Nederland bestaat al een waaier aan vervangende oplossingen. Er zijn schadefondsen zoals het Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM) en het Schadefonds Mijnbouwschade, waarborgfondsen (zoals het Waarborgfonds Motorvoertuigen) en solidariteitsfondsen (voor de vuurwerkbrand in Enschede en de cafébrand in Volendam). In die laatste gevallen neemt de overheid geen juridische verantwoordelijkheid maar creëert een fonds uit solidariteit met de slachtoffers.

Verder zijn er directe (‘first party’)-verzekeringen. Iemand verzekert zich dan tegen de schade die hij zelf veroorzaakt, bijvoorbeeld met een inzittendenverzekering. In het artikel ‘Naar een toekomstbestendig compensatiesysteem voor verkeersongevallen’ stellen de wetenschappers Kiliaan van Wees en Arno Akkermans (VU) in 2020 dat deze directe schadeverzekering steeds meer bijval krijgt. In Nederland zijn die verzekeringen er al onder de titel ‘WA-direct’, waarbij schade wordt afgewikkeld met de eigen verzekeraar. Minister Dekker voelt er niet voor een dergelijke verzekering verplicht te stellen, zo liet hij weten in een brief aan de Kamer op 28 juni 2021.

Erkenning

Arlette Schijns (Beer advocaten)

De vraag is of deze alternatieven bevredigende oplossingen bieden voor de slachtoffers. In Nederland is alleen het Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM) onderzocht, en dan nog summier. “De uitkering van het SGM wordt als positief gewaardeerd, maar we weten niet goed waarom dat is,” verklaart Rijnhout. “Misschien omdat het bedrag hoog genoeg is? Of omdat slachtoffers een vorm van erkenning ervaren?”

Dat laatste zal zeker een rol spelen, meent Arlette Schijns. Zij is advocaat bij Beer advocaten, onderzoeker aan de VU en ook plaatsvervangend voorzitter van de Commissie van het SGM. De Commissie is onder meer belast met het beoordelen van bezwaren tegen besluiten van het schadefonds. “De slachtoffers ervaren de erkenning op twee manieren. Tijdens de hoorzitting: als we de zaak niet alleen door een juridische, maar ook door een menselijke bril bekijken. En in de beslissing op de aanvraag als de commissie beschrijft wat er is gebeurd en probeert tegemoet te komen aan de aanvrager.”

Voor het fonds moet het aannemelijk zijn dat iemand slachtoffer is, legt Schijns uit. “Een aangifte kan daarvoor het uitgangspunt zijn, maar ook andere documenten kunnen bijdragen aan de aannemelijkheid. Die aannemelijkheidstoets is lager dan bij de strafrechter.” Het fonds is een uitkomst bij zaken waarbij geen dader bekend is of waarin geen strafproces volgt.

35.000 euro

Remco Heeremans (De Letselschade Raad)

De maximumuitkering is 35.000 euro. “Dat lijkt veel,” zegt Schijns. “Maar bij forse letselschade is het niet meer dan een doekje voor het bloeden. Echte schade kun je er vaak niet mee compenseren, maar dat is ook niet het doel van het schadefonds. Het voordeel van het fonds is dat je snel een tegemoetkoming krijgt, meestal binnen twaalf weken na aanvraag.” Gedupeerden kunnen via het strafproces vergoeding van de overige schade claimen.

De vraag is of het aansprakelijkheidsrecht zelf meer oplossingen kan bieden. “De modernisering is tot op zekere hoogte al gaande,” zegt Rijnhout. “De rechterlijke macht heeft een formule ontwikkeld voor de rekenrente. En het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft een vorm van standaardisering bedacht voor smartengeld voor aardbevingsschade, omdat individuele afwikkeling in die zaken ondoenlijk is. Die standaardisering is op 15 oktober 2021 in stand gelaten die de Hoge Raad. Ook zijn de juridische eisen aan de beperking en de causaliteit in whiplashzaken versoepeld.” Ze verwijst ook naar stappen van De Letselschade Raad (DLR) waarin brancheorganisaties in de letselschadesector zijn verenigd.

Het onderzoek van Rijnhout is de basis voor de veranderingen die DLR dit jaar in gang heeft gezet. Het doel is om letselschadezaken sneller af te wikkelen.

Daarvoor is een Kamer Langlopende Letselschadezaken opgericht. “Die kijkt of zaken op minnelijke wijze kunnen worden opgelost,” licht directeur Remco Heeremans van DLR toe. De eerste ervaringen met de pilot zijn erg goed. “Zaken die soms al tien jaar lopen, worden nu afgewikkeld op een manier waar beide partijen vrede mee hebben, en dat is veelbelovend.” Heeremans hoopt dat de Kamer eind dit jaar ongeveer twintig zaken heeft behandeld.

Bonafide partijen

Daarnaast heeft DLR op 1 januari 2021 een Nationaal Keurmerk Letselschade ingesteld. “Opdat slachtoffers weten dat ze alleen met bonafide partijen in zee gaan, en niet met ambulance chasers.”

Een online schadeplatform moet slachtoffers inzicht geven in hun eigen proces en dat kunnen sturen. “Leuk dat professionals elkaar begrijpen maar het gaat erom dat het slachtoffer tevreden is.” Verder kijkt DLR naar verdergaande normering van de schadevergoeding. “Dat is een gevoelig punt. Verzekeraars kijken vooral naar de betaalbaarheid van het systeem, want al is ieder mens uniek, er zijn ook overeenkomsten tussen al die schades. Maar advocaten kijken juist naar het individuele geval en de behoeften van het slachtoffer.”

Arlette Schijns noemt de schade- en waarborgfondsen een goede aanvulling. “Je voorkomt zo de discussie tussen de verzekeraar van de veroorzaker aan de ene kant en het slachtoffer aan de andere kant.”

Intussen breekt ze wel een lans voor het aansprakelijkheidsrecht. Mensen zeggen ‘het is lastig, het duurt lang.’ Maar gooi het aansprakelijkheidsrecht niet te snel weg. Want ook daar liggen kansen op het gebied van de immateriële behoeften van slachtoffers, zoals genoegdoening, erkenning en storytelling. Daar gaat het bij de rechtbank immers ook over. Als je dat vergelijkt met een directe verzekering: daar is geen gezaghebbende derde die vertelt hoe het is gegaan, terwijl dat wel een sterke behoefte kan zijn van het slachtoffer.” Ze concludeert: “Al naar gelang de behoefte van het slachtoffer moet je kijken welk compensatiesysteem geschikt is. En de uitkomst daarvan kan zijn dat de verschillende compensatiesystemen elkaar aanvullen, en naast elkaar moeten worden benut.”

Schijns denkt dat de grootste verbeteringen moeten komen van het ontwikkelen van de soft skills van juristen. “Goede communicatie is essentieel om tot conflictoplossing te komen. Let op de toon van de e-mails. Probeer eens vaker bij elkaar om de tafel te zitten.”

Communicerende vaten

Materiële en immateriële verlangens zijn sowieso communicerende vaten, zegt Schijns. “Als er na een medische fout een goed gesprek komt met de medicus, nemen mensen vaker genoegen met een lager bedrag, of voeren helemaal geen procedure. En als er geen redelijk gesprek mogelijk is, wil men het onderste uit de kan.”

Alleen: advocaten en schadeafwikkelaars hebben volgens haar nog onvoldoende competenties om dergelijke gesprekken in goede banen te leiden. “In de opleiding voor advocaten en verzekeraars moet er daarom veel meer aandacht komen voor de soft skills.”

Er zijn nog meer mogelijkheden buiten het aansprakelijkheidsrecht, zoals crowd funding en een no-faultsysteem. Australië heeft positieve ervaringen met het stelsel van no-fault waarin de aansprakelijkheidsvraag buiten beeld blijft bij verkeersongelukken. Een adviescommissie van de EU wil no-fault inzetten voor schade door zelfrijdende auto’s. Rijnhout zit ook op de lijn van de EU commissie: “Dat betekent wel een enorme systeemverandering.”

Lees meer over:

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven