Eén van de vakken die ik momenteel volg is Perspectieven op recht, een filosofisch vak over hoe rechters tot hun oordeel komen. Niet alleen op basis van wetten en regels, maar ook door moreel besef, maatschappelijke context en – jawel – een flinke dosis reflectie.
In gesprek met medestudenten over dit nieuwe vak hoorde ik vooral positieve reacties. Velen vonden het verfrissend dat er meer ruimte was om hun visie los te kunnen laten op het recht, in plaats van het enkel te moeten benaderen zoals het is. Toch klonk er ook een kritische noot: een student vond rechtsfilosofie weinig praktisch en zelfs wat zweverig. Het positieve recht vond hij daarentegen fantastisch. Dat zette mij aan het denken: zijn die filosofische vakken op de universiteit wel echt nodig om een goeie jurist te worden?
Kort antwoord: ja. Lang antwoord: meer dan ooit.
Rechtsfilosofie biedt meerdere perspectieven om naar het recht te kijken. Volgens rechtsfilosoof Taekema zijn er grofweg drie benaderingen: een systematische benadering, gericht op de interne logica van het rechtssysteem; een interpretatieve benadering, die het recht plaatst in zijn sociale en historische context; en een ideologische benadering, die zich richt op de manier waarop macht, ongelijkheid en uitsluiting in het recht gereproduceerd kunnen worden. Zulke perspectieven komen in de positiefrechtelijke vakken nauwelijks aan bod. Maar doet dat ertoe?</span
Kritische houding
Volgens rechtsfilosoof Luigi Corrias wel. Hij stelt dat de rechtsfilosofie ons helpt kritisch te blijven denken over het recht. Waar de jurist zich bezighoudt met het toepassen van regels op concrete gevallen, onderzoekt de rechtsfilosoof het normatieve en conceptuele kader waarbinnen die regels functioneren. Daarbij staan vragen centraal over rechtvaardigheid, legitimiteit en de werking van macht.
Deze kritische houding is volgens Universiteit Leiden niet optioneel, maar een essentieel leerdoel van de academische rechtenopleiding. Studenten moeten niet alleen kennis reproduceren, maar vooral leren analyseren, bevragen en beargumenteren wat het zou moeten zijn.
Zonder reflectieve en kritische juristen verwordt het recht tot een mechanisch systeem, los van de maatschappelijke werkelijkheid die het geacht wordt te dienen. Juridische redeneringen blijven dan oppervlakkig. Juristen kunnen zich met tunnelvisie door het systeem bewegen, zonder het systeem zelf te bevragen. Zo blijven structurele ongelijkheden – op basis van bijvoorbeeld gender, klasse of etniciteit – onzichtbaar. En dat is problematisch. Niet alleen voor het recht, maar ook voor het publieke vertrouwen erin.
Al met al, rechtsfilosofie is essentieel voor elke jurist (in opleiding). Daarom pleit ik voor méér filosofie in de rechtenbachelor. Niet alleen in aparte vakken, maar ook als invalshoek binnen technische vakken zoals goederenrecht. We hoeven geen filosoof te worden om jurist te zijn – maar zonder filosofisch perspectief missen we dus iets fundamenteels.
Statements met links
- Taekema stelde in het paper Legal Philosophy as an Enrichment of Doctrinal Research Part I: Introducing Three Philosophical Methods dat er over het algemeen 3 rechtsfilosofische perspectieven zijn. Verder legde ze de gevolgen voor juristen zonder filosofische kennis nader uit
- Rechtsfilosoof L. Corrias stelt dat rechtsfilosofie essentieel is voor een kritische houding.
- Universiteit Leiden stelt dat een kritische houding een kerndoel is van het onderwijs voor studenten.