Steeds meer rechtsgebieden worden gereguleerd door internationaal recht, terwijl er tegelijkertijd een parallelle ontwikkeling plaats vindt waarbij staten steeds meer activiteiten proberen te reguleren. Als gevolg van deze parallelle ontwikkelingen zullen dezelfde transacties steeds vaker onder zowel nationaal als internationaal recht vallen. Dit leidt tot de praktische vraag welk recht moet worden toegepast in het geval van een juridisch geschil. Hege Elisabeth Kjos bekeek in haar proefschrift, waarop ze woensdag 26 mei promoveert, hoe nationaal en internationaal recht zich verhouden bij de arbitrage van geschillen tussen buitenlandse investeerders en staten waarin zij investeren. Arbitrage is particuliere rechtspraak (rechtspraak buiten de gewone rechter om).
Ze stelt dat geterritorialiseerde en geïnternationaliseerde arbitragetribunalen, die geschillen beslechten tussen buitenlandse investeerders en de gaststaten, over het algemeen niet belast zijn met dezelfde (constitutionele) beperkingen als het nationaal en internationaal recht. Deze tribunalen kunnen zich op basis van meer liberale overwegingen verzekeren van de meer passende regels voor het beslechten van het geschil. In dit licht kan op het gebied van investeringsarbitrage een ontwikkeling weg van de traditionele hiërarchische doctrines van het dualisme en monisme met hun focus op conflicterende rechtsregels naar een systeem van ‘complementariteit’ of zelfs ‘mutualisme’ worden waargenomen.