Wetgeving, ook strafwetgeving, zou het resultaat moeten zijn van een zorgvuldige afweging door de wetgever van botsende rationaliteiten en daarmee corresponderende belangen en waarden. Echter, in de huidige veiligheidscultuur lijkt een dergelijke zorgvuldige en inzichtelijke afweging ver te zoeken. Zeker waar het de antiterrorismewetgeving betreft. In haar onderzoek ‘Wetgeving in een Veiligheidscultuur’ laat Maartje van der Woude (Universiteit Leiden) zien dat dit niet altijd het geval is geweest.
Ten tijde van het Zuid-Molukse terrorisme in de jaren zeventig was de Nederlandse overheid zeer terughoudend in het creëren van speciale antiterrorismewetgeving. In 2001, na de aanslagen op het WTC in New York, is deze terughoudendheid ver te zoeken. Onder verwijzing naar de aard en de dreiging van het nieuwe internationale terrorisme zijn binnen een relatief korte tijd diverse antiterrorismewetten ontworpen en aangenomen. Door diverse adviserende organen (o.a. de Raad van State, het College Bescherming Persoonsgegevens en de Raad voor de rechtspraak) alsook door de (straf)rechtswetenschap is fundamentele kritiek geuit tegen deze antiterrorismewetgeving. Niet alleen is van bijna alle wetgeving de noodzaak en de beoogde effectiviteit betwist, ook is herhaaldelijk gewezen op de gespannen verhouding van de wetgeving tot grond- en mensenrechten. Deze kritieken zijn grotendeels terzijde geschoven: de antiterrorismewetgeving moest en zou er komen!
Het onderzoek laat zien hoe de Nederlandse samenleving de afgelopen decennia is veranderd in een op veiligheid gerichte cultuur. Tevens wordt duidelijk dat de maatschappelijke veranderingen die daartoe hebben bijgedragen ook doorwerken op het politieke klimaat. Zo heeft onder meer het beduidend andere, meer pacifistische, politieke klimaat in de jaren zeventig een belangrijke invloed gehad op het indertijd niet tot stand komen van antiterrorismewetgeving. Mede als gevolg van electorale scoringsdrang en het handhaven van het fluctuerende vertrouwen van de bevolking in de politieke gezagsdragers blijft de wetgevingsmachine na 9/11 juist gestaag ‘produceren’. Van der Woude brengt op kritische wijze diverse pijnpunten in kaart waar de hedendaagse wetgever zich inzake de antiterrorismewetgeving voor geplaatst zag en ziet. Daarnaast biedt het onderzoek ook een verklaring voor de gemaakte keuzes door de wetgever, zowel vroeger als nu. Van der Woude concludeert dat het belangrijk is om te beseffen dat hedendaagse ‘veiligheidscultuur’ persistent is en mogelijk noopt tot aanpassingen binnen het wetgevingsproces om de belangenafweging door de (straf)wetgever aan kracht te laten winnen. Hierbij ziet zij zowel voor de wetgever alsook voor individuele politici en de (straf)rechtswetenschap een belangrijke rol weggelegd.
Op 15 december promoveert Van der Woude op haar proefschrift ‘Wetgeving in een veiligheidscultuur. Totstandkoming van antiterrorismewetgeving in Nederland bezien vanuit maatschappelijke en (rechts)politieke context’.
Klik voor de samenvatting van het onderzoek hier.