Wessel Geursen (1976) studeerde belastingrecht aan de Universiteit Leiden (1994-2001) en deed daarna een Franse postgraduate master EU-recht aan de Université de Paris 1 (Panthéon-Sorbonne). Tijdens het afronden van zijn studie belastingrecht werkte hij als paralegal bij De Brauw Blackstone Westbroek en begon na zijn Franse studie als belastingadviseur bij Linklaters in Parijs. Na terugkeer bij De Brauw als belastingadviseur waar hij veel werkte op het snijvlak van EU- en belastingrecht stapte hij na korte tijd over naar de EU- en mededingingsrechtafdeling om daar als advocaat verder te werken. Na een combinatie van praktijk en lesgeven bij het Europa Instituut in Leiden stapte hij in 2008 over naar de VU om daar voltijds veel les te geven en onderzoek te doen. In 2018 keerde hij voor vier jaar terug bij De Brauw in een meer kennisgeoriënteerde functie waarin hij ook veel lesgaf aan advocaten. Sinds eind 2022 werkt hij bij de directie juridische zaken van de ACM waar hij aan sanctiezaken werkt en meeschrijft aan besluiten, advies geeft en de ACM in teamverband vertegenwoordigt voor de rechter.
Wat is de beste en slechtste herinnering aan uw studie?
Mijn slechtste herinnering is dat ik na een eindexamen met een exact vakkenpakket niet wist wat ik aan moest met het studiemateriaal. Daarbovenop ben ik auditief ingesteld en had ik op het vwo min of meer voldoende aan aandachtig luisteren. Daarmee redde ik het niet in de rechtenstudie met één hoorcollege en werkgroep per week. Na twee jaar propedeuse had ik pas het lek boven water en daarna ging het gelukkig ook crescendo.
Mijn beste herinnering is dat ik op een gegeven moment elk tentamen als een roeiwedstrijd kon benaderen. Ik trainde veel en dan wist je op basis van die trainingen wat je min of meer aankon op een wedstrijd. Dat gaf vertrouwen en een manier om de wedstrijdspanning de baas te zijn. Zo benaderde ik mijn tentamens op een gegeven moment ook. Als ik werkgroepopdrachten goed had gemaakt, wist ik min of meer wat ik aankon tijdens een tentamen. Ondanks de “wedstrijdspanning” voor een tentamen, had ik er dan ook zin in om te laten zien wat ik kon en heb ik goede herinneringen aan het doen van tentamens.
Wat was uw favoriete en uw minst favoriete vak?
Alle belastingrechtelijke vakken waren favoriet. Niet alleen sloten die beter aan bij mijn talenten, ook de manier waarop de docenten van de vakgroep belastingrecht eind jaren ’90 onderwijs gaven, maakte het tot een waar feest. We bereidden opdrachten voor in kleine groepjes en moesten die tijdens de werkgroepen en plein public presenteren, bediscussiëren en verdedigen; ik zou nu zeggen bepleiten. En de docenten discussieerden net zo hard mee. Dat was zeer inspirerend.
Minst favoriet was het vak encyclopedie van het recht in de propedeuse. Dat was in mijn herinnering van alle rechtsgebieden een beetje en van alles eigenlijk net niet genoeg. Terwijl juist de filosofische inslag van dat vak mij nu wel zou aantrekken. Misschien was het wel te moeilijk voor mij aan het begin van de studie, toen ik nog niet wist hoe te studeren. Aan het einde van de studie had het misschien wél een van mijn meest favoriete vakken kunnen worden, juist vanwege de filosofische inslag en meer rechtsgebiedoverstijgende kijk op het recht.
Wie was voor u een inspiratiebron?
Professor Kees van Raad, bij wie ik een tijdje mocht werken als student-assistent. Toen ik hem eens vroeg waarom hij zo relatief weinig, althans in mijn ogen weinig, jargon en afkortingen gebruikte in zijn colleges en artikelen, legde hij mij het volgende uit (althans, zo is het mij bijgebleven). Zijn vakgebied van internationaal belastingrecht is al ingewikkeld genoeg. Als hij door het onnodig gebruik van jargon en/of afkortingen de toehoorder of lezer dan al kwijt raakte aan het begin, waar het nog relatief makkelijk was, dan kon hij die toehoorder of lezer niet meenemen naar de kern van het vraagstuk dat dan besproken werd. Pas bij die kern mocht het moeilijk worden en zelfs dan wist hij nog met verve de toehoorder of lezer mee te nemen in zijn gedachtegang en oplossing. Hij begon dan bij de basis die iedereen kende en nam je dan stapsgewijs mee tot daar waar het specifieke juridische probleem zich bevond. Dat vond en vind ik nog steeds inspirerend en probeer ik vandaag de dag toe te passen in mijn praktijk, onderzoek en onderwijs.
Wat zou u achteraf aan uw curriculum willen veranderen?
Ik had graag meer geleerd over het Koninkrijk der Nederlanden. Zowel over hoe ons staatsbestel intern (staatsrechtelijk) is georganiseerd als hoe ons Koninkrijk (verdragsrechtelijk) acteert op het internationale toneel. Zoals de historie van de totstandkoming van het Koninkrijksstatuut en dat dat onze hoogste interne regeling is. Zelfs de Nederlandse grondwet en de staatsregelingen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn daaraan ondergeschikt. En ook hoe dat statuut invloed heeft op het internationale verdragenrecht, omdat uiteindelijk het Koninkrijk verdragsluitende partij is. En ook hoe het Koninkrijk dan verdragen ratificeert. Vaak is dat beperkt tot een van de landen of zelfs tot Europees Nederland alleen. Dan heeft zo’n verdrag simpelweg geen medegelding voor de Caribische Koninkrijksdelen, zoals allerhande EU-verdragen, mensenrechtenverdragen en zelfs het klimaatverdrag van Parijs. Dat is niet alleen van belang voor het vak staatsrecht, maar uiteindelijk ook in elk ander vakgebieden waarin verdragen een rol spelen. En in welk vakgebied is dat niet het geval?
Wat wilt u de huidige generatie studenten aan advies meegeven?
Laat je inspireren door je docenten en medestudenten en discussieer uitgebreid met hen over het betrokken onderwerp. Lees daarnaast heel veel jurisprudentie en leer niet zoals in Nederland te doen gebruikelijk alleen de rechtsregel uit je hoofd, maar probeer ook de feiten te onthouden. Dat werkt als een anker in je geheugen; althans, bij mij wel. Zo leerde ik dat in Frankrijk, en twintig jaar na dato ken ik nog steeds vele arresten bij naam door die feiten. Heel handig vind ik dat in de praktijk van het EU-recht.