“Het Wetboek van Strafvordering is een lekke band met veel plakkers die moeilijk te befietsen is.” Dat zei Tweede Kamerlid Ard van der Steur (VVD) tijdens het jaarlijkse Gerbrandydebat afgelopen dinsdagavond in Sociëteit de Witte in Den Haag. Door vooraanstaande juristen werd onder leiding van Ferry Mingelen gedebatteerd over onderwerpen op het snijvlak van politiek en advocatuur. Ook stelde hij kritische vragen aan het publiek.
“Er moet steeds meer en sneller gestraft worden binnen onze samenleving. Hoe doet er niet toe. Er wordt helaas wel eens vergeten dat een politieagent ook zijn onderzoek moet doen, dat er dossiers moeten worden gelezen en verhoren moeten worden gedaan (…) Gelukkig bestaat er geen doodstraf in deze productiedrang.” Met deze kritische woorden gaf strafrechtadvocaat Inez Weski het startsein voor het Gerbrandydebat.
‘Het Wetboek van Strafvordering is verouderd en belemmert de praktijk’, was de eerste stelling van de avond. Hierover zijn de meningen verdeeld. Rob van der Hoeven (advocaat bij NautaDutilh en adviseur voor de Advocatenorde) stelt dat het wetboek oud maar niet verouderd is en dat deze al helemaal niet de praktijk belemmert. Volgens hem is het niet noodzakelijk dat de wet gemoderniseerd wordt. “Er kan beter geld worden gestopt in de verbetering van de organisatie en verbetering van de uitvoering van de wetten.” Tweede Kamerlid Ard van der Steur (VVD) betwist dit. “Het Wetboek van Strafvordering is een lekke band met veel plakkers die moeilijk te befietsen is.” Volgens Van der Steur moet de hedendaagse jurisprudentie worden gecodificeerd en moeten de plannen voor digitalisering worden verwerkt in het Wetboek van Strafvordering. “Snelheid is wenselijk in deze moderne samenleving.” Britta Böhler, advocaat bij Prakken d’Oliveira en bijzonder hoogleraar advocatuur aan de Universiteit van Amsterdam, benadrukt dat snelheid niet het enige criterium moet zijn. “De zorgvuldigheid mag hierbij niet wegvallen.”
Over de stelling ‘Privacy en vrijheid zijn ondergeschikt aan veiligheid’, zegt Böhler: “Als er een vrijheid wordt beperkt, moet er duidelijk worden aangetoond welk probleem daarmee wordt opgelost. Dat gebeurt niet altijd. Zo is het niet altijd duidelijk of camerabeveiliging wel iets oplevert, terwijl dit grote inbreuk op de privacy maakt.” Tweede Kamerlid Menno van Nispen (SP) is van mening dat er meer moet worden gekeken naar wat men al kan bereiken met minder privacyschending. “Verzameling van meer data staat niet voor meer veiligheid. Er zijn ook andere manieren deze veiligheid te bewerkstelligen.” Van der Steur vindt het onterecht dat privacy en veiligheid als tegenstellingen worden gezien. “Privacy en veiligheid gaan hand in hand met elkaar.”
Debatleider Ferry Mingelen brengt aan het eind van de avond nog een recent krantenbericht ter sprake. Hij vroeg de sprekers of een advocaat een jihadist mag leiden naar afluisterapparatuur. Böhler antwoordt daarop onmiddellijk ‘ja!’. “De functie van de advocaat is belangenbehartiging, geen waarheidsvinding. Dergelijke waarschuwingen vallen onder de plichten van de advocaat.” Van Nispen vindt dat dergelijke plichten van de advocaat niet zo ver moeten gaan dat ze het opsporingsonderzoek frustreren. Van der Hoeven: “Een advocaat mag in geen enkel geval zijn cliënt helpen bij het plegen van een misdrijf. De geheimhoudingsplicht van een advocaat mag zelfs worden doorbroken in zeer uitzonderlijke gevallen.” Mingelen vraagt ook het publiek te stemmen over de vraag of een advocaat een jihadist mag leiden naar afluisterapparatuur. Vrijwel de hele zaal heft zijn groene kaart en stemt dus voor. Waarop Van der Steur reageert: “De normale burger zou ons om deze stemming voor gestoord verklaren!”