Onlangs verscheen De wet als kunstwerk, het laatste werk van Willem Witteveen dat door velen zijn magnum opus wordt genoemd. Witteveen, Eerste Kamer-lid voor de PvdA en hoogleraar Encyclopedie van de rechtswetenschap aan de Universiteit van Tilburg, kwam samen met zijn vrouw en dochter op 17 juli 2014 om bij de vliegramp met vlucht MH17. Hij voltooide De wet als kunstwerk vlak voor de vliegramp. In het boek roept Witteveen op om de wet als kunstwerk te beschouwen en niet als instrument. Ook stelt hij een aantal concrete eisen aan goede wetgeving. Mr. legde een paar van deze eisen voor aan Hendrik Kaptein, rechtsfilosoof en rechtstheoreticus verbonden aan de Universiteit Leiden en Bart van Klink, hoogleraar Methoden van recht en rechtswetenschap aan de Vrije Universiteit.
‘Wetgeving zou alleen algemene regels moeten bevatten.’
Kaptein: “Dit is een mooi streven, maar alleen in een ideale wereld. In de praktijk betekent dit namelijk dat rechters genoodzaakt worden om zelf zaken in te vullen. De praktijk beperkt zich immers niet tot algemene gevallen. De taak om regels te stellen is voorbehouden aan de wetgever, niet aan de rechtsprekende macht. Die taken hebben wij niet voor niets gescheiden. Het lijkt me daarom geen wenselijke situatie om alleen algemene regels vast te leggen.”
Van Klink: “Het boek van Witteveen en de eisen aan goede wetgeving die hij daarin formuleert zijn vooral bedoeld om weer eens in herinnering te roepen welke basiswaarden ten grondslag liggen aan ons rechtsstelsel. Witteveen leert ons wellicht geen nieuwe lessen, en zijn geformuleerde eisen werken misschien alleen optimaal in een ideale wereld, maar hij heeft in ieder geval – ook in zijn andere werken – een gesprek tot stand weten te brengen tussen wetgever en rechtswetenschappers.”
‘Wetten moeten niet constant veranderen. Ze moeten gebaseerd zijn op blijvende waarden.’
Kaptein: “Ik kan me in deze eis in zoverre vinden dat er meer rust gebracht zou moeten worden in wetten en regelgeving. Enerzijds is er sprake van een explosie aan nieuwe regels. Dit is bijvoorbeeld het geval in het strafrecht. Ook is het vaak zo dat een wet al achterhaald is tegen de tijd dat deze is ingevoerd. In die zin moet er absoluut rust worden gebracht. Daarbij is minder wetgeving altijd beter dan een woud aan regels. Anderzijds zit de wetgever soms stil daar waar juist actie geboden is. De civiele rechtsvordering is daar een voorbeeld van. De wetgever komt op het gebied van de civiele rechtsvordering op z’n hoogst schoorvoetend in actie.’
Van Klink: “Dit is een uitgangspunt dat logisch lijkt, maar dat in de praktijk niet altijd meer zo logisch blijkt te zijn. Voor ons juristen is de democratische rechtsstaat een vanzelfsprekendheid geworden. Onbedoeld raken we echter op een aantal punten steeds verder verwijderd van de grondslagen van deze democratische rechtsstaat, bijvoorbeeld door het veelvuldig wijzigen van wetten. In zijn boek weet Witteveen de lezer op een prettig leesbare, verhalende manier terug te leiden naar de kernwaarden van ons rechtsstelsel.”
‘Wetten moeten geen instrumenten van de overheid zijn, met politieke doeleinden’
Kaptein: “Wetten zijn – zij het binnen de perken van de rechtsstaat – in essentie altijd politiek. Wetten zijn in een democratische rechtsstaat immers de weerslag van hetgeen de meerderheid van de bevolking met het land voorheeft. Maar wetten mogen natuurlijk nooit een louter electoraal motief hebben. Een electoraal motief is echter iets anders dan een politiek motief.”
Van Klink: “Dat wetten in een ideale wereld geen politieke instrumenten zouden moeten zijn, dat zullen weinigen ontkennen. Echt een vernieuwend standpunt is dit ook niet. Maar nu we hebben geconstateerd dat de praktijk niet altijd meer in de pas loopt met de ooit zo zorgvuldig geformuleerde kernwaarden van ons rechtsstelsel, kan het geen kwaad om dit soort uitgangspunten opnieuw onder de aandacht te brengen. Het boek van Witteveen heeft de kracht om de dialoog tussen wetenschap en praktijk te openen. Het geeft critici van het huidige wetgevingsklimaat een instrument in handen.”