Op 1 mei deelde advocaat Michael Ruperti, verbonden aan Cleerdin & Hamer Advocaten, een bericht op LinkedIn: “Wanneer een naast familielid voor zijn leven vecht op de IC wegens COVID, de prognose van de arts is dat het de komende 3 weken per dag aankijken is, je daarom uitstel vraagt van de zitting bij de Raad van State, krijg je dit antwoord.” Een het automatisch aangemaakte antwoord van de Raad (dat Ruperti erbij plaatste) luidt: “De Afdeling (Bestuursrechtspraak van de Raad van State) ziet in uw bericht geen aanleiding de behandeling van de zaak uit te stellen. Uw verzoek is daarom afgewezen.”
Toeslagenaffaire
Ruperti eindigt zijn bericht met: “Wij advocaten weten allang dat de menselijke maat ver te zoeken is bij bepaalde rechtscolleges. Je zou denken dat dit hoogste bestuursrechtcollege geleerd heeft van het feit dat ze er flink van langs kreeg in de Toeslagenaffaire. Nee dus.”
Niet empathisch
Dat levert hem op LinkedIn veel bijval op. “Wat een waanzin. Misschien is een klacht op zijn plaats?”, reageert advocaat Barbara Wegelin (Van der Woude de Graaf Advocaten). En: “Buitengewoon niet empathisch”, schrijft een interim manager. Een fiscaal jurist vindt dit ‘onbegrijpelijk’: “Ik schrik hiervan.” En Corinne de Klerk (De Klerk Legal) schrijft dat “de Afdeling weer een reden heeft om zich te schamen”.
Niet hele verhaal
Kijk, zó werken de sociale media, zegt Pieter-Bas Beekman, woordvoerder van de Raad van State. “We doen tienduizend zaken per jaar en dan moet je de correspondentie automatiseren en standaardiseren. Ik begrijp dat zo’n bericht rauw op je dak kan vallen en dat het niet bijdraagt aan het leveren van maatwerk. Maar nadat dit bericht is verstuurd is deze advocaat door ons gebeld. In dat telefoontje is toegelicht waarom dit besluit is genomen. Maar dat lees je op LinkedIn niet terug. Daar wordt niet het hele verhaal verteld.”
Kantoorgenoot sturen
Volgens Beekman was de zitting eerst gepland op 1 maart en is toen uitgesteld naar 3 mei. Ook die zitting wilde Ruperti uitgesteld zien, vanwege het zieke familielid op de IC. “Maar Ruperti is geen appellant, hij was de raadsman van de appellant. De appellant moet er bij zijn, voor hem was de zitting misschien wel verzet. Als de raadsman niet kan, kan hij proberen om een kantoorgenoot te sturen, Ruperti werkt bij een groot kantoor. Daarnaast was het doorgaan van de zitting ook in het belang van de wederpartij, én in ons belang: ook wij willen werkvoorraden graag wegwerken.”
Overigens is de zitting op 3 mei gewoon doorgegaan. Advocaat Ruperti was erbij, met een deskundige/gemachtigde.
Zelf teruggebeld
Volgens Ruperti zelf zit het anders in elkaar. Volgens hem is er “enkel naar kantoor gebeld dat het aanhoudingsverzoek is afgewezen en er een brief onderweg was. Ik heb daarna zelf teruggebeld en gevraagd om de reden. Deze toelichting kreeg ik niet. Ook niet in de brief een dag later.”
Ruperti laat, naar aanleiding van dit artikel, op LinkedIn weten dat de situatie rondom de eerste datum (1 maart) ook anders was: op die dag werd hij gebeld en bleek dat de uitnodiging voor die zitting naar zijn oude (en opgeheven) kantoor was gestuurd. “Raar, want de eerdere correspondentie ging wel via huidig kantoor. En ik had op 1 maart geen ziek familielid op de IC.”
Hij geeft toe dat hij toch op zitting was op 3 mei. “Ik laat een cliënt niet in de steek. En een complexe zaak op de vrijdag ervoor nog even overdragen aan een kantoorgenoot? Nee, ook niet in belang van cliënt.”