Middel 1. Schorsing
Een eerste middel is schorsing van een Kamerlid. Recent is het College van onderzoek integriteit ingesteld. Dit college onderzoekt schendingen van de Gedragscode voor Kamerleden. Artikel 11 van de Regeling Toezicht en Handhaving bepaalt dat vastgestelde schendingen tot gevolg kunnen hebben dat het Kamerlid wordt geschorst voor maximaal een maand. Zo een schorsing kan betekenen dat een Kamerlid wordt uitgesloten van het deelnemen aan plenaire vergaderingen (behoudens stemmingen), commissievergaderingen of andere activiteiten die door of namens de Kamer worden gehouden. Op basis van Artikel 13 van de Regeling is een meerderheid van de Tweede Kamer nodig om een sanctie op te leggen.
Middel 2. Vervolging vanwege ambtsmisdrijven
Een ander juridisch middel tegen ongewenste Kamerleden is vervolging vanwege ambtsmisdrijven op basis van artikel 119 Grondwet. De regering (via een koninklijk besluit) of een meerderheid van de Tweede Kamer initieert de vervolging. De Hoge Raad is echter de instantie die veroordeelt. Tot nu toe heeft het artikel slechts één keer tot veroordeling geleid, maar dat was niet voor een Kamerlid. Minister Pels Rijcken van Marine werd in 1868 veroordeeld voor het overtreden van een veterinaire wet op basis van een eerdere versie van artikel 119.
Middel 3. Politieke druk
Naast juridische middelen kan er ook politieke druk worden uitgeoefend. Bijvoorbeeld een Kamerlid uit een politieke partij zetten. Dit leidt echter niet automatisch tot verwijdering aangezien het ongewenste Kamerlid verder kan gaan als Kamerlid van een zelfstandige lijst. Ook zou een Kamerlid het leven zuur kunnen worden gemaakt zodat diegene zelf aftreedt. Voorbeelden daarvan zijn spreektijdbeperking, slechte voorzieningen leveren (bijvoorbeeld het Kamerlid helemaal achteraan en tussen andere fracties plaatsen in de plenaire zaal), geen enkele nevenfunctie geven (het Kamerlid mag bijvoorbeeld geen lid zijn van het Presidium of voorzitter van commissies) en al zijn of haar wetsvoorstellen wegstemmen.