‘Advocaat moet ook integer zijn als er niet wordt gecontroleerd’

Ordes van Advocaten in Europa raken steeds meer hun sociale en verbindende karakter kwijt. De nadruk komt meer en meer te liggen op toezicht en verzakelijking. Geen beste ontwikkeling, vindt advocaat Bas Martens, oud-deken van de Haagse Orde. “Dit komt de kwaliteit van de advocatuur niet ten goede.”

Delen:

MR2403_ART1_CF118168 Bas Martens_FOTOCorbino_CV_B
foto: Corbino

Het is 12.00 uur als voor het kantoorpand van Delissen Martens aan de Haagse Sportlaan een busje stopt.
“Daar komt ze”, kondigt Bas Martens enthousiast aan.
“Haar eten staat beneden”, zegt hij even later tegen de vrouw van het busje.
Als we net in een vergaderruimte zitten, komt ‘ze’ aangelopen. ‘Ze’ is Elfie, de boxer van Martens, die steeds bij hem is. Tijdens het gesprek blijft ze rustig op de grond liggen, loopt met haar baasje mee naar de kantine (‘beneden’) voor de lunch, gaat weer mee naar het zaaltje voor het vervolg van het gesprek, en springt aan het eind van de werkdag in de auto, mee naar huis. Zo gaat het iedere dag.

Baas Bas

Martens is niet alleen de baas van Elfie, hij is ook medeoprichter van Delissen Martens. ‘Baas Bas’ werd geboren vlakbij het PSV-stadion, als kind van een Philips-vader. Die werkte voor dat bedrijf in Iran, de Filipijnen, Taiwan, Turkije en Brazilië en zijn gezin ging dan mee. Martens doorliep de basisschool in het buitenland, maar de middelbare school in Valkenswaard. Omdat hij toen al de advocatuur aantrekkelijk vond (‘problemen praktisch oplossen, met de nodige inhoudelijke diepgang’), lag een rechtenstudie voor de hand. Maar niet te dichtbij in Tilburg of Maastricht. Omdat hij gewend was te reizen ging hij op zijn zeventiende naar ‘het noorden’ – Leiden. Daar kijkt hij met veel plezier op terug: lekker lang studeren, jaarclub, studentenvereniging, feesten en partijen. “Had ik voor geen goud willen missen”, zegt hij met een sprankeling in zijn ogen. Hij ontmoette er ook zijn vrouw Roos.
Na zijn afstuderen in 1993 kwam Martens terecht op een klein advocatenkantoor in Den Haag, met een algemene praktijk. “Je kreeg een stapel dossiers op je bureau met de opdracht: los het maar op. Ik zou zo’n methode niemand willen aanbevelen, maar bij mij paste het wel.”
Toen zijn patroon met pensioen ging, gingen de overige advocaten verder onder de naam Martens Van Basten Batenburg – Michaël van Basten Batenburg is ook een van de partners bij Delissen Martens, dat in 2008 de huidige naam kreeg. Begonnen werd met veertien advocaten, dit jaar zijn het er veertig, waarvan er acht tevens partner zijn.Martens werkte eerst als advocaat strafrecht. Na zijn periode als deken werd hij adviseur van advocatenkantoren op het gebied van tuchtrecht en de Wwft. Daarnaast behandelt zijn team van oudsher veel militaire zaken.

Zelf in dienst gezeten?
“Nee, mijn jaargang hoefde niet. Ik ben erin gerold toen een paar jongens naar ons kantoor kwamen die wegens dienstweigeren tegen een strafzaak aanliepen. In de eerste jaren van mijn loopbaan deed ik veel van dergelijke militaire strafzaken voor die dienstweigeraars. Op een gegeven moment hadden wij, met nog vier of vijf advocaten in het land, alle zaken van potentiële dienstplichtigen die werden vervolgd. Dat waren er samen wel zo’n negenhonderd. We gingen steeds op en neer naar de militaire strafkamer in Arnhem, dat was altijd een heel circus. Via die zaken kwamen we ook onder de aandacht van een paar militaire vakbonden, die tot op de dag van vandaag goede partners van ons zijn. Dat heeft de basis gelegd voor de militaire praktijk in ons kantoor.”
Het gaat overigens niet alleen om militaire strafzaken, maar veel meer om schadevergoedingszaken voor gewonde veteranen, “een zeer kwetsbare groep, waar gelukkig steeds meer aandacht voor is”. Binnen het kantoor houden vier advocaten zich bezig met onderhandelingen met Defensie en de verdere afwikkeling van die claims.
Veel militaire advocaten die vergelijkbaar werk doen zijn verenigd in de Militaire Balie, een vereniging die in de jaren negentig is opgericht. Martens zat – hoe kan het ook anders – een tijdje in het bestuur.

Besturen

‘Besturen’ lijkt Martens’ tweede voornaam te zijn. Zo was hij deken in het arrondissement Den Haag en president van de Fédération des Barreaux d’Europe (FBE), een federatie van ruim tweehonderd vooral lokale ordes in Europa – en dat naast de functie van managing partner van zijn eigen kantoor.
Het besturen van de Haagse Orde van Advocaten vond hij “echt heel mooi werk”. Dat is inmiddels zo’n tien jaar geleden. Hij merkt op dat de nadruk nu ligt op toezicht en verzakelijking. “Het verenigingskarakter, dat in het buitenland meer op de voorgrond staat, is hier echt minder geworden. Hier vallen de banden een beetje uit elkaar, er is minder saamhorigheid binnen de Orde als vereniging, als gilde.”

Hoe merkt u dat?
“Het goede nieuws is natuurlijk dat er nog steeds dekens zijn die hun best doen om de balie actief te houden en die ook zichtbaar willen zijn. In mijn tijd wist ik precies wat er in de Haagse balie gebeurde. Het kwam niet vaak voor dat je iets tegenkwam wat je niet wist. Van oudsher organiseert de Haagse balie veel sociale evenementen om saamhorigheid te creëren. Het dekenconcert, de Sluitingszittingsdagen, maar ook de gecombineerde zitting waar rechters, officieren en advocaten elkaar professioneel ontmoeten. Nu zie ik toch minder betrokkenheid van de advocaat bij zijn eigen vereniging. Het jaarlijkse grote landelijke advocatencongres is jammer genoeg al verdwenen.”

In Den Haag is het echter niet zo somber gesteld, geeft Martens toe, er zijn ook goede banden met de jonge balie. Maar over het algemeen zou men er meer van kunnen maken, zegt hij. “Daarmee verbeter je ook de kwaliteit van de advocatuur. Met nauwere contacten kun je de kernwaarden beter overbrengen. De huidige discussies over het toezicht hebben meer afstand gecreëerd binnen de Orde van Advocaten en binnen de gehele advocatuur. Juist vanwege het belang van onafhankelijk en zakelijk toezicht lijken dekens op grotere afstand te staan van individuele advocaten en kantoren. Ik vond in mijn tijd die hybride rol – de vereniging leiden én toezichthouder zijn – juist erg waardevol, ook voor de kennispositie van de deken. Je stond er middenin, je hoorde alles, je wist alles, en toch had je het gezag om op te treden als er iets misging.”
Geen wonder dat Martens niet blij is met de plannen voor een landelijke organisatie die voortaan het toezicht moet gaan uitvoeren. Begrijpelijk vanuit financieel oogpunt, zegt hij, maar het verenigingskarakter gaat er verder door verloren, zeker nu de advocatuur zoveel eenmanskantoren kent die zich zo steeds moeilijker aan confrères en collega’s kunnen spiegelen – zonder sociale bijeenkomsten zíe je hen nauwelijks meer. Zelf werd Martens ooit actief binnen de Haagse Orde omdat hij nauw betrokken was bij het kleine-kantooroverleg in het arrondissement.

U bent niet meer actief binnen de Orde. Merkt u toch nog iets van de nasleep van de Pels Rijcken-affaire in dit arrondissement of daarbuiten?
“Nee, eigenlijk niet meer. Het betrof overigens een notaris, geen advocaat. Deze kwestie leerde wel dat incidenten voor de politiek een dankbare aanleiding kunnen zijn om de hele beroepsgroep op een andere manier te gaan zien en te reglementeren. Aan de andere kant is dat ook te begrijpen: als je het toezicht niet goed regelt, dan ben je als beroepsorganisatie kwetsbaar. Het toezicht op de advocatuur is in verhouding tot andere beroepsgroepen zeer intensief georganiseerd. De huidige wijzigingen hebben te maken met de verschillende praktijken in de advocatuur. Het werk op grote kantoren is tegenwoordig heel anders dan op kleine kantoren. De beroepsregels zijn steeds talrijker. Begrijpelijk is ook dat de incidenten met de georganiseerde criminaliteit een andere aanpak vergen, zoals andere vormen van toezicht. In vergelijking met veel buitenlanden staat het toezicht in Nederland op zeer hoog niveau.”

Overigens, benadrukt Martens, die middelgrote en grote kantoren adviseert over anti-witwasregelgeving, staat het voorkomen van ondermijning in de advocatuur hoog op de agenda bij veel kantoren.

Constructies

Samen met advocaat Suzanne Hendrickx, die lange tijd stafjurist bij de Haagse Orde was, adviseert Martens andere kantoren: hoe zorg je ervoor dat je zonder een teveel aan formulieren en afvinklijstjes een organisatie opzet die compliant is en die een goede anti-witwasstructuur kent. “In het begin voelde het uitvoeren van zo’n anti-witwasstelsel bij veel kantoren als een moetje. Nu zien besturen in dat het gewoon belangrijk is. Ze zijn niet zozeer bang voor toezicht, maar wel voor eventuele kwetsbaarheden en afbreukrisico’s. Je zult maar één advocaat in huis hebben die zich niet-integer heeft gedragen, of niet heeft opgelet en je hele reputatie gaat eraan.”

Bij het beperken van de risico’s gaat de aandacht uit naar een ingewikkelde ondernemingsrechtelijke structuur of naar vastgoedconstructies, die kunnen er op het eerste gezicht goed uitzien. Advocaten denken dan: daaraan kan ik wel meewerken. Maar ze moeten waakzaam zijn voor ‘ongebruikelijke elementen’ op de achtergrond, elementen waarmee eventueel geld kan worden witgewassen. Daarom moeten advocaten goed onderzoek doen naar een nieuwe cliënt én naar de zaak waarmee die cliënt naar een advocaat stapt. “Dat is veel complexer dan een crimineel die met een zak geld komt aanzetten. Dat gebeurt niet.” Het goede nieuws: Martens heeft in de rechtspraak nog maar weinig veroordelingen gezien van individuele advocaten die meewerken aan witwassen. “Net als bij andere beroepsgroepen zal ook bij de advocatuur drie procent niet integer zijn, een statistisch percentage. We zien meer veroordelingen die worden opgehangen aan de kernwaarden. Naar mijn mening straft de tuchtrechter behoorlijk streng.”

Het viel Martens al op toen hij deken was en bij kantoren op bezoek ging: die wilden het gewoon goed doen, ondanks de veelheid aan regels die ook nog eens behoorlijk theoretisch kunnen zijn. “Advocaten willen eigenlijk maar drie dingen: cliënten helpen, problemen met de toezichthouder voorkomen en een mooi kantoor opbouwen.”
Die interne gedrevenheid om het goede te doen wordt juist ten aanzien van de fiscale hoek steeds meer bekritiseerd, onder andere door mensen als Rutger Bregman. Die spreekt van ‘morele ambitie’ die vooral op de Zuidas zou ontbreken. Op de gevel van Martens’ kantoorpand staat ook ‘belastingadvies’. Logisch, vindt hij de keuze voor dat rechtsgebied, fiscale kwesties komen nu eenmaal vaak aan de orde bij het ondernemingsrecht en het familierecht, specialismen die zijn kantoor ook aanbiedt. “Als belastingadvocaat hoor je je cliënt bij te staan, maar het is goed dat er effectieve regelgeving is opgezet om belastingontduiking en belastingontwijking aan te pakken. Maar verder heb ik weinig fundamentele gedachten over de morele ambitie van een belastingadviseur op de Zuidas. Daar weet ik te weinig van. Mijn ervaring is dat advocaten, juist omdat zij zich moeten verhouden met de ellende van hun cliënten, zelf rustig en probleemmijdend zijn.”

Maar dan vat u compliance wel legalistisch op: als je binnen de wet kleurt, dan zit je goed.
“Er is binnen de advocatuur steeds meer aandacht voor integriteit in bredere zin en ook voor integriteitsbeleid. Integriteit moet van binnenuit komen en zou vanzelfsprekend moeten zijn. Je moet ook integer zijn als er niet door de autoriteiten wordt gecontroleerd. Maar incidenten van integriteitsschendingen kun je nooit voorkomen. Over integriteit kun je mooie regels opstellen, maar het begint pas te leven als je het binnen het kantoor regelmatig bespreekt en uitdraagt. Dan pas raak je ervan doordrongen dat dit iets is dat past bij de identiteit van het kantoor. Wij proberen dat ook te doen, zonder dikke draaiboeken maar door het regelmatig aan de orde te stellen.”

Wat kan in dat integriteitsbeleid aan de orde komen?
“Alles dat gaat over de zakelijke manier waarop je je bedrijf uitoefent. Hoe ga je met cliënten om, met hun geld? Ga je in het bestuur zitten waar ook een cliënt in zit? Investeer je met hen mee? Neem je geschenken aan? Integriteitsbeleid heeft ook te maken met hoe je intern met je mensen omgaat, en hoe je als kantoor in de maatschappij staat. Lever je ook een bijdrage aan het milieu of klimaat? Dat kan ook uit zakelijke overwegingen: zo kun je eerder jonge mensen aan je binden, zij vinden dat doorgaans belangrijk.”

Europese Balies

Een andere bestuursfunctie die Martens uitoefende, was die van president van de Federatie van Europese Balies (FBE). Is zo’n ‘vereniging’ voldoende of is een Europese Orde met verordenende bevoegdheden noodzakelijk? Die vraag beantwoordde Martens een jaar geleden in zijn jaarrede voor de Haagse Sluitingszittingsdagen. Het korte antwoord: nee, zo’n Europese balie is niet nodig.
“De Ordes van Advocaten – en zeker de grotere – binnen Europa hebben ieder al een sterke rol. Je kunt wel van elkaar leren. Een paar kleine voorbeelden. Zo heeft de Orde van Advocaten in Bordeaux een eigen kinderopvang voor advocatenkantoren in het leven geroepen. En fantastisch initiatief. De balie Girona heeft een grote bibliotheek met flexibele werkplekken voor advocaten. De echt grote balies, zoals Parijs, Barcelona en Berlijn, hebben uitgebreide organisaties die zich bezighouden met opleidingen van jonge advocaten, ook over de grenzen. Die treden ook op als sociale organisatie voor advocaten die bijvoorbeeld geen praktijk meer hebben en misschien in geldnood komen. Deze ordes bouwen een echte familieband. Er zijn meer advocatenorganisaties, zoals de CCBE, de IBA en de UIA. Zij hebben een eigen plek, historisch gegroeid en met goede reden. De onderlinge contacten zijn prima. De organisaties versterken elkaar. Verordenende bevoegdheid is voor die federatie dan ook niet nodig.”

Martens ziet wel dat advocatenordes overal onder druk staan, en is blij dat er binnen de Europese Commissie wordt gewerkt aan een nieuw mechanisme in de vorm van een protocol of verdrag ter bescherming van het beroep van advocaat. “Het is een vrij beroep, maar overheden willen het steeds meer reguleren en controleren. In Europese democratieën kun je verwachten dat dit niet uit de hand zal lopen. In Turkije vinden advocaten het al tamelijk normaal dat ze tijdens hun loopbaan een paar keer in de gevangenis zitten. Dat hoort erbij, zeggen ze daar. In Wit-Rusland is het mogelijk nog erger, in Polen dreigde het ook fout te gaan.”

In een NRC-interview van enkele jaren geleden zei u: ik ben best ambitieus. Waar blijkt dat uit?
“Mijn ambitie zit met name in de liefde voor het vak. Als je werk je hobby is, hoef je nooit te werken, is een gezegde. Met mijn partners bouw ik verder aan dit kantoor, waar ik heel trots op ben, voor de volgende generatie. Op bestuurlijk gebied zit ik aan het einde van mijn mandaten. Ik zie uit naar wat de toekomst brengt. In elk geval houdt Elfie mij wel bezig.”

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven