Een kilometertje of tien verderop ligt de grens al, niet voor niets heeft advocatenkantoor Aben & Slag (in het Limburgse Weert) een Belgian Desk. “We maken Belgische ondernemers wegwijs als ze een vraag of een probleem hebben met betrekking tot Nederland”, zegt advocaat Marc Rooijen. “Die komen rechtstreeks naar ons – we hebben ook een website met de extensie .be – of ze worden doorverwezen door Belgische advocatenkantoren waarmee we samenwerken, zoals Advocom in Beringen.” Dat kunnen Vlaamse ondernemers zijn die een bedrijf in Nederland willen overnemen of die een joint venture willen met een Nederlandse partner. Het kantoor ziet het aantal Belgische cliënten groeien en moet ook steeds vaker Nederlandse ondernemers doorwijzen naar de Belgische partnerkantoren.
Partnerkantoren over de grens
Steeds minder hebben Nederlandse kantoren een in Belgisch recht gespecialiseerde advocaat in huis, steeds vaker zijn daarvoor Belgische desks ingericht die samenwerken met partnerkantoren over de grens. “Wij kwamen snel tot de conclusie dat het geen zin heeft om je te gaan bekwamen in het Belgische recht”, zegt Rooijen. “Belgische advocaten zijn daar veel beter in.”
Wellevender

Veel Belgische cliënten van Aben & Slag komen uit Belgisch Limburg. Een provincie die lijkt op Nederlands Limburg – met hetzelfde volkslied In het bronsgroen eikenhout. Daardoor zijn de cultuurverschillen tussen Belgisch Limburg en Nederlandse Limburg niet heel erg groot. Wel zijn Belgische Limburgers ‘wellevender’, vindt Rooijen, ze hebben meer aandacht voor de mens. “Fatsoenlijke omgangsnormen. Vertrouwen moet je daar verdienen, maar heb je dat eenmaal, dan blijft het ook heel erg lang.”
Eerst de zaken
En ze hebben ook een andere eetcultuur, weet Rooijen, die zelf is geboren, getogen en nog steeds pal aan de Belgische grens woont (in Nederland). “Eerst de smaken, dan de zaken, zeggen ze daar. In Nederland willen we snel naar de kern van het onderwerp. In België willen ze eerst weten wat voor vlees ze in de kuip hebben. Ze nemen je deskundigheid direct aan, maar willen ook de persoon achter de advocaat kennen. Belgen hechten meer belang aan het creëren van een vertrouwensband.”
Broodje kaas
Vijftig kilometer naar het zuidwesten werkt Peter Vlietinck, advocaat ondernemingsrecht en partner bij Advocom, een middelgroot advocatenkantoor in het Belgisch-Limburgse Beringen. Hij herkent het beeld dat Rooijen schetst. Toen Vlietinck in 2007 begon bij Loyens & Loeff in Brussel, had hij eens een bijeenkomst in de Rotterdamse vestiging, met Nederlandse collega’s. “Dat was voor mij de eerste kennismaking met de Nederlandse stijl: een zakelijke kijk op de wereld en op het organiseren van een advocatenkantoor. Strakker in pak, rechttoe-rechtaan. Het is een cliché, maar tegenover hun broodjes kaas bij de lunch staat onze Bourgondische levenswijze. Na de functionele lunch van een half uur snel verder, terwijl wij graag wat meer tijd nemen voor een lunch om ineens ook bij te praten. België is ook chaotischer, dat zie je terug in onze ruimtelijke ordening. Nederland is meer gestructureerd, ook de juridische sector.”
Patstelling

Het is niet voor niks dat procedures in Nederland veel sneller en soepeler verlopen, weet Vlietinck. “Bij ons gaan advocaten eerst tussenkomen om elkaar te schrijven en zo te trachten een onderhandelde oplossing te vinden. Nederlandse ondernemers met een geschil schakelen minder snel een advocaat in en schrijven zelf. Het onderscheid tussen een argument en een mening is minder duidelijk, je zit met Nederlandse partijen dan ook potentieel sneller in een patstelling. Aan de andere kant: Nederlandse rechtbanken dwingen partijen sneller om tot een schikking te komen. In België wordt veel langdradiger geprocedeerd. Dat partijen naar de gang worden gestuurd voor een schikking heb ik hier zelden gezien, wel zetten we in België meer in op buitengerechtelijke bemiddeling.”
‘Hollanders’
Belgen zijn ook wat terughoudender en laten niet snel het achterste van hun tong zien, heeft Rooijen ervaren. “In Nederland zijn we veel meer een flapuit, wat in België weer als onfatsoenlijk kan worden gezien. Als Belgen negatief over je denken, spreken ze van ‘Hollander’. Een Belgische cliënt zei ooit tegen mij: de enige reden dat een Hollander je nog niet heeft belazerd, is omdat hij het vergeten is.” Maar die kift speelt tussen de Limburgers in de twee landen veel minder. “Met Belgische klanten gaan we dan ook regelmatig eten in de betere restaurants van Belgisch Limburg. Ik heb niet het gevoel dat ik ‘de Hollander’ ben.”
Respect voor advocaten
Het ‘wellevende’ zit volgens Rooijen in het feit dat Belgische cliënten iets meer respect hebben voor advocaten, “hier is dat aan erosie onderhevig”. Belgische cliënten vinden Nederlandse advocaten wel commerciëler, te zeer gefocust op omzet en targets. “Nederlanders denken dat ze alles kunnen beheersen en controleren in managementstructuren en overlegmechanismen. De Belg heeft een laissez faire, laissez passer-houding”, aldus Rooijen.
Grotere mond
Clichés? Maar ze zijn vaak wel waar. “Nederlandse cliënten en advocaten zijn wat arroganter, minder bescheiden”, zegt Vlietinck. “Ze hebben een wat grotere mond en geven letterlijk harde handdrukken. Belgen zijn zachter en praten wat om de zaak heen. Nederlanders hebben het voordeel van de duidelijkheid, maar daardoor is er weinig ruimte om ook anders naar een zaak te kijken, wat de minnelijke route bemoeilijkt.”
Uurtarief
Wat Vlietinck ook is opgevallen, is de efficiëntie van de Nederlanders. En dat Nederlandse advocaten meer kunnen factureren dan een Belgische advocaat. Het verschil in uurtarieven noemt hij ‘opmerkelijk’. “Een uurtarief van 200 euro, wat kleine Nederlandse kantoren hanteren, is hier al vrij veel. Nederlandse advocaten zijn veel meer ondernemers, Belgische advocaten gaan vaak bescheidener aanrekenen.”
Euro’s
Wat Rooijen al zei, wordt door Vlietinck beaamd: Belgische advocaten weten veel meer over hun cliënten dan Nederlandse advocaten over Nederlandse cliënten. “We hebben meer aandacht voor cliënten en investeren meer in de relatie. We weten dan ook meer van het privéleven van onze cliënten. Ik vind het zeer ongemakkelijk als ik niet weet wat de klant doet of waarmee hij bezig is. Belgische klanten zijn wat opener, spontaner. Nederlanders gaan direct in op het dossier. Wij kijken meer naar de behoefte en belangen van onze cliënten, Nederlanders meer naar het economisch verhaal, de euro’s. De Nederlandse kooplui tegenover de Belgische compromissenzoekers.”
‘Totaal ander land’
In Hulst (Zeeuws-Vlaanderen) is De Rechter Advocaten gevestigd, een kantoor zonder aparte Belgian Desk maar cliënten over de grens weten De Rechter wel te vinden. Zo’n tien procent van de clientèle komt uit België, “een totaal ander land”, zegt advocaat Willem van Voorst Vader. En dat is al bijna honderd jaar zo – het kantoor is opgericht in 1932 –, reclame maken voor Vlaamse cliënten doen ze niet.
Lokale horeca
Dat Hulst zo gericht is op Belgen komt omdat de zuiderburen (een paar kilometer verderop) er veel grond hadden en hebben. Van Voorst Vader vertelt over de tijden dat er in het kleine vestingstadje zeventien banken waren. Een grote landelijke bank had toen vijftien loketten – twee voor de eigen inwoners, de rest voor de Vlamingen. Als die hun rente kwamen ophalen, werd dat royaal in de lokale horeca gespendeerd.
Wispelturig
Geen Belgische desk, maar De Rechter heeft wel enkele vaste ‘correspondenten’, Vlaamse advocaten waarmee wordt samengewerkt. Die zijn nodig wanneer een zaak met een Nederlander in België wordt behandeld. “Belgische rechters zijn soms wat wispelturig en afstandelijker naar Nederlandse advocaten: wat komt die hier doen?”
Drie keer lezen

Een ander verschil ziet Van Voorst Vader, die bij Belgische cliënten vaak optrekt met zijn kantoorgenoot Jurgen Schuttkowski, in het contracten- en verzekeringsrecht. “Belgen procederen veel eerder dan wij in Nederland. Dat benaderen advocaten ook veel wetenschappelijker. Hun verhandelingen moet je soms drie keer lezen voordat je begrijpt wat ze bedoelen. Dat is typisch: dezelfde taal maar een heel andere communicatie.” Die komt volgens Van Voorst Vader uit de Franse, dus meer Latijnse traditie.
Actief op zoek
Reyns Advocaten (Antwerpen, Gent, Melsele) heeft net als Advocom een Dutch Desk, en werkt daarin samen met de Belgian Desk van het Nederlandse kantoor TRC Advocaten (Veldhoven). Ze wijzen hun cliënten naar elkaar door, afhankelijk van welk recht moet worden toegepast of welke rechter bevoegd is. Zo adviseert advocaat/partner Nils Verschaeren van Reyns Advocaten Nederlandse cliënten op het terrein van het distributierecht, de oprichting van vennootschappen en aansprakelijkheid. Zijn kantoor is ‘actief op zoek naar cliënten in Nederland’.
Losse eindjes

Wat hij merkt van grensverschillen? “Een Belg wil het liefst een waterdicht contract, wat eigenlijk niet bestaat. Een Nederlander houdt ook niet van losse eindjes, laat dat duidelijk weten maar zal van die losse eindjes wel gebruik willen maken. Nederlanders onderhandelen ook feller op de prijs van de dienstverlening. Een cliché, maar dat merken we wel. Dat geldt ook voor iets anders: Belgische cliënten zijn wat formeler in de omgang met hun advocaten, Nederlanders tutoyeren eerder en gebruiken rapper onze voornaam. Nederlandse cliënten zijn ook duidelijker in hun vragen over het dossier – wat ik een goede zaak vind. Ik heb zeker geen klachten over Nederlandse cliënten die mijn kantoor consulteren. Integendeel, het is een directere vorm van samenwerken. Daar hou ik wel van. Vandaar dat het zo goed klikt en dat ik graag voor Nederlanders werk.”
Deftig feest
De collegiale omgang met Belgische advocaten vindt Van Voorst Vader vergelijkbaar met advocaten in Nederland. Maar verschillen zijn er wel. “Ze hebben wel een lang zomerreces. En als het baliejaar wordt geopend, dan gebeurt dat met een deftig feest. De status van advocaten is daar erg belangrijk, in Nederland is dat minder. Belgische cliënten kijken nog op tegen hun advocaat. Die wordt daar nog met ‘meester’ aangesproken, in Nederland gebruiken ze je voornaam.”
Plank misslaan
Opvallend is ook dat Belgische cliënten gewend zijn een voorschot te betalen aan hun advocaat. “Ze zijn verder afwachtender om te horen wat jij er als professional van vindt. Ze zeggen eerder: wij volgen uw advies. Dat is in Nederland de laatste twintig jaar toch best veranderd. Nederlandse cliënten zijn erg betrokken bij hun zaak, willen meedenken maar kunnen de plank helemaal misslaan.”
Waar voor hun geld
Verschaeren heeft de indruk dat Nederlanders over het algemeen goed geïnformeerd aan de start verschijnen. Ze hebben zich ingelezen in het Nederlandse recht en vragen dan hoe dit in België is geregeld. “Op zich goed: zo kunnen we snel to the point komen. Dat heeft er ook mee te maken dat juridisch advies prijzig is. Er moet kwaliteit worden geboden en Nederlanders willen wel waar voor hun geld.”