Het bewijsrecht regelt de momenten en manieren waarop partijen in een civiele procedure bewijs mogen of moeten leveren van de feiten waarmee zij hun vordering, verzoek of verweer onderbouwen. De huidige regels stuiten bij tijd en wijle echter op onbegrip bij procesdeelnemers, of resulteren in uitkomsten waarop zij niet bedacht waren. De nieuwe wet moet daar verandering in brengen en bevat een viertal concrete verbeteringen.
Eén verzoek
Procesdeelnemers kunnen voortaan verschillende bewijsverrichtingen in één verzoek samenvoegen. Bijvoorbeeld een onderzoek door een deskundige in combinatie met een getuigenverhoor. Momenteel zijn daar nog verschillende verzoeken voor nodig.
Inzagerecht
Het inzagerecht wordt verduidelijkt, zodat procesdeelnemers ervan op de hoogte zijn dat zij recht hebben op inzage van stukken die zich bij de andere partij bevinden. Het wordt daarnaast ook mogelijk om het inzagerecht toe te passen op stukken die zich bij derden, die geen partij zijn in het geschil, bevinden.
Bewijsbeslag
In de nieuwe wet wordt ook vastgelegd dat gerechtsdeurwaarders bewijsmateriaal kunnen veiligstellen door er beslag op te leggen. Dat was al bepaald via de jurisprudentie, maar is nu dus tevens bij wet bepaald.
Actieve rechter
Tot slot verduidelijkt de nieuwe wet dat de rechter actief met procesdeelnemers in gesprek kan gaan, en vragen kan stellen, over door hen aangevoerde feiten. Op die manier heeft de rechter de mogelijkheid om alle relevante feiten voldoende te belichten en procesdeelnemers meenemen in de mogelijke uitleg die aan aangedragen feiten kan worden gegeven.
Ingangsdatum
De nieuwe wet geldt voor civiele procedures die na 1 januari 2025 worden gestart of een vervolg krijgen bij een hogere instantie. Zaken die voor de jaarwisseling zijn gestart, worden afgehandeld conform de huidige wetgeving rondom bewijsrecht.