Het begon allemaal op de Dag van de Rechtspraak in 2014 in Rotterdam. Een van de sprekers was voormalig minister en voormalig AkzoNobel-topman Hans Wijers. Die had op de achterkant van een sigarendoosje berekend wat een commercial court zou kunnen bijdragen aan de Nederlandse economie. Dat zou aanzienlijk zijn, redeneerde Wijers, zeker in een land dat veel handel drijft. Daar heb je veel internationale handelsgeschillen en die moeten ergens worden beslecht. “Wijers kwam heel snel tot een positief resultaat”, vertelt Cees Bom, de huidige president van de Netherlands Commercial Court (NCC). “De spin-off zou groot zou kunnen zijn voor advocaten, experts, en noem maar op.”
Later heeft de Raad voor de rechtspraak het onderwerp opnieuw op de kaart gezet. Bom: “Er zijn veel gesprekken gevoerd met advocatenkantoren en grote bedrijven. Bekende voorbeelden waren vergelijkbare handelsgerechten in Londen en Singapore. Er kwam ook een extern onderzoek naar wat het zou betekenen, onder meer voor de belasting voor de rechterlijke macht en de kosten. Daar kwam uit dat het gunstig zou zijn om dit handelsgerecht in Nederland te hebben Toen is besloten de NCC op te richten.”
Complexe dossiers

Het initiatief van de rechterlijke macht kreeg een wettelijke basis in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering: het Nederlandse procesrecht is van toepassing. Partijen bepalen onderling welk materieel recht van kracht is. Internationale handelsgeschillen kunnen alleen bij de NCC terechtkomen als beide partijen instemmen. Vaak is dat contractueel overeengekomen. De voertaal is Engels. De NCC heeft uiteenlopende civiele zaken behandeld, bijvoorbeeld over leningen, de eigendom van documenten en data en de levering van twee windturbines. Het griffierecht bedraagt 15.000 euro per partij, wat duurder is dan de 1.384 euro die bedrijven voor vergelijkbare zaken kwijt zijn bij de reguliere rechtspraak, maar wel veel goedkoper dan bij bijvoorbeeld arbitrage.
De NCC was bedoeld om zand uit de machines te halen bij de reguliere gerechten, legt Bom uit. “Het zijn vaak complexe dossiers met veel Engelstalige documenten. Dit is niet het terrein van alle rechters, en daarom kan het voor rechtbanken interessant zijn om die zaken te laten behandelen door de NCC.” Die verwachting is uitgekomen: “NCC-rechters kunnen die zaken makkelijker behandelen dan een willekeurige rechter.” Het gaat soms ook om zaken die anders bij andere fora zouden zijn gekomen, zoals arbitrage of buitenlandse gerechten.
In het oprichtingsplan werd gemikt op 125 zaken per jaar, te bereiken na tien jaar: honderd zaken in eerste aanleg bij de NCC District Court en 25 zaken in hoger beroep bij de NCC Court of Appeal. Tot nu toe is het aantal zaken niet verder gekomen dan in totaal 32 bij beide gerechten. Toch is Bom positief: “Bijna de helft van die 32 zaken hadden we dit jaar. Het aantal stijgt. Percentueel komen we over een periode van tien jaar naar verwachting aan de begrote aantallen.”
Bom concludeert dat de NCC daarom op koers ligt: “Ja, en dat vind ik prettig omdat dit voor de rechterlijke macht iets nieuws is, waarvan we ons afvroegen hoe het zo lopen. Als we vanaf dag één overspoeld zouden zijn met zaken, zou het moeilijk zijn ze op een nette manier te behandelen.”
Veel ruchtbaarheid
Bij de NCC is dus Nederlands procesrecht van kracht, maar partijen kunnen een andere keuze maken voor het materiële recht. “We hebben al zaken behandeld naar Engels en Amerikaans recht”, licht Bom toe. “Dat is niet anders dan wanneer een internationaal geschil wordt aangebracht bij een gewone rechtbank. De rechtbank Rotterdam doet bijvoorbeeld veel scheepvaartzaken. Partijen spreken vaak af dat ze in Rotterdam procederen, maar op hun onderlinge verhoudingen is Engels of Frans recht van toepassing. Als een Nederlandse rechter wordt gevraagd buitenlands recht toe te passen, moet hij dat doen. Je kunt je als rechter laten voorlichten door partijen (maar die zijn partijdig), je kunt zelf onderzoek doen, en je kunt een vraag stellen aan het Internationaal Juridisch Instituut. Die zoeken het dan uit.”
De rechters werken geen van allen fulltime voor de NCC. Vanuit een vaste poule van rechters wordt per zaak een combinatie samengesteld (enkelvoudig of meervoudig). De afspraak met de
gerechten is dat die mensen voor de duur van een zaak beschikbaar worden gesteld.
De NCC heeft veel ruchtbaarheid gegeven aan het eigen bestaan. Bom: “We hebben een folder laten drukken in het Engels en die verstuurd naar geïnteresseerden. We hebben commerciële advocatenkantoren bezocht, en ook via digitale kanalen mensen ingelicht. Heel incidenteel bezoeken we wel eens een congres in het buitenland waarvan we denken dat onze doelgroep daar komt. En we krijgen veel aanvragen van advocatenkantoren die met een buitenlandse delegatie het hof in Amsterdam bezoeken en dan soms vragen of we een presentatie kunnen houden over de NCC. Als het kan, doen we dat.”
Uitwedstrijd
Vanuit de advocatuur klinken kritische geluiden. Advocaat Tim de Greve (Stibbe) vroeg zich in een interview in het vorige nummer van Mr. af waarom hij zijn belangrijkste gereedschap (taal) uit handen zou geven. Geen sterk argument, vindt Bom: “Ik heb 27 jaar in het bedrijfsleven gewerkt als bedrijfsjurist en daar is gewoon alles in het Engels. De internationale handelspraktijk is daar aan gewend. Als je die taal onvoldoende beheerst, is het de vraag of je in het goede vak zit.”
Bom voegt daaraan toe dat de advocaat van de tegenpartij ook in het Engels procedeert, en die is vaak evenmin een native speaker. “En het zijn vooral altijd Nederlandse procesadvocaten die bij ons procederen, want zij kennen het Nederlandse procesrecht.”
Advocaat Marnix Leijten (De Brauw Blackstone Westbroek) voorspelde in februari 2019 op Mr. Online nog dat buitenlandse bedrijven er weleens huiverig voor zouden kunnen zijn om in Amsterdam een uitwedstrijd te spelen. Het uitwedstrijd-argument? “Dat is altijd een discussie”, stelt Bom. “De een wil niet naar het land van de ander en vice versa. En als bedrijven dat gevoel hebben, komen ze niet bij ons.”
Achterstanden

Een ander veelgehoord kritiekpunt van advocaten is dat het krom is om rechters vrij te maken voor handelsgeschillen terwijl er achterstanden zijn in de reguliere rechtspraak. “Zelfs als we die honderd zaken per jaar zouden hebben, hoeveel extra belasting geeft dat voor de rechterlijke macht?”, reageert Bom. “De meeste van die zaken zouden sowieso al bij ons binnen zijn gekomen.”
Hoogleraar Privaatrecht en rechtspleging Eddy Bauw (Universiteit Utrecht) vindt evenmin dat dit bezwaar hout snijdt. “Dat gaat uit van een beperkte visie op rechtspraak. De achtergrond van de NCC is ook dat je dit soort spannende zaken binnen de Rechtspraak wilt houden, dus niet naar arbitrage of het buitenland laat gaan. Rechtspraak moet aantrekkelijk blijven, en als je alleen huis-, tuin- en keukenzaken krijgt ben je niet aantrekkelijk voor juristen.”
Bauw voert ook aan dat rechtspraak steeds meer maatwerk aan het worden is. “De maatschappelijk effectieve rechtspraak is daar een uitwerking van. Ingewikkelde handelszaken en burenruzies werden vroeger volgens hetzelfde format behandeld, maar nu heb je schuldenrechter, wijkrechtspraak, noem maar op. Als je dat aan de onderkant van de rechtspraak doet, moet je dat aan de bovenkant ook doen, en precies dat doet de NCC. Ook bedrijven hebben recht op een procedure die past bij hun geschillen.”
Procesadvocaat Daan Beenders (hoofd litigation bij Van Doorne) denkt niet dat de rechtspraak zwaarder wordt belast door NCC-zaken. “Nee, want dat veronderstelt dat geschillen worden aangetrokken die anders niet in Nederland zouden zijn terechtgekomen. Mijn ervaring is een andere”, aldus Beenders. “De zaken die ik ken zouden sowieso bij de Nederlandse rechter zijn gekomen. Men kiest voor Nederland, en vervolgens prefereert men de NCC boven de gewone rechtbank. Bovendien verlopen de procedures bij de NCC in de regel sneller dan bij de normale rechtbank. Daardoor komen bij gewone rechtbanken sneller ervaren rechters beschikbaar.” Beenders voegt daaraan toe dat je achterstanden ook op andere manier kunt oplossen, bijvoorbeeld door vaker rechter-plaatsvervangers in te zetten.
Forumkeuze
Hoogleraar Bauw is grosso modo positief over de animo voor de NCC. “Het probleem met zo’n nieuw orgaan is dat je de default (standaardkeuze) moet doorbreken. In heel veel contracten staan de gebruikelijke keuzes: London Commercial Court of arbitrage. Maar omdat de keuze voor Londen minder vanzelfsprekend is geworden door de Brexit − het Verenigd Koninkrijk zit
niet meer in het Europese stelsel van erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen − denken bedrijven vaker aan Amsterdam.”
Dat gaat echter niet van vandaag op morgen. “Je moet eerst in die keuzes in de contracten komen, en vervolgens moeten daar geschillen over ontstaan. Dat kan wel een paar jaar duren. Het heeft dus een lange aanloop nodig. En je moet bij de keuzes serieus worden genomen. Mensen moeten weten dat je bestaat. Mijn verwachting was dat het wel een jaar of zes zou duren voordat het op gang zou komen. Als ze al 32 zaken hebben binnengekregen, waarvan zestien dit jaar, dan lijkt het de goede kant op te gaan. Ik vond honderd zaken per jaar na tien jaar aan de hoge kant.”
Het is volgens Bauw, die in 2018 sprak op een bijeenkomst van het Nederlands Genootschap van Bedrijfsjuristen (NGB) over het internationaal handelsgerecht, belangrijk om de bedrijfsjuristen mee te krijgen. “Die zijn betrokken bij het opstellen van de contracten. Maar over de forumkeuze wordt vaak pas in laatste vijf minuten van de contractbesprekingen onderhandeld. Bedrijfsjuristen moeten wel weten dat de NCC een mogelijkheid is, en volgens mij is dat zo.”
Bauw is lovend over de werkwijze van de NCC. “Ik heb zittingen bijgewoond, uitspraken gevolgd. Qua snelheid en efficiency en digitalisering zijn ze echt goed bezig. Het procesreglement is gericht op snel procederen, en daardoor zijn de doorlooptijden heel gunstig. De NCC werkt sneller dan de gewone rechter. Terwijl het meestal gaat om complexe zaken met grote belangen, waarin partijen alles uit de kast willen halen.”
Business savvy rechters

Advocaat Beenders was meerdere keren betrokken bij een NCC-procedure, en heeft positieve ervaringen. “Je hebt te maken met gespecialiseerde rechters, die business savvy zijn en procedureel maatwerk faciliteren.” Hij verwijst naar de manier van procederen in Angelsaksische landen, waar zittingen vaak plaatsvinden in case management conferences, in afwijking van het normale model. De NCC past een dergelijke procedure ook toe, in de vorm van regiezittingen. Beenders: “Daardoor verloopt de procedure vaak efficiënter en sneller. Cliënten met complexe geschillen hebben daar behoefte aan. Dat je bijvoorbeeld eerst formele verweren behandelt. Heel efficiënt want als een formeel verweer slaagt, hoef je niet meer te praten over de inhoud. Daar komt bij dat buitenlandse partijen en getuigen via videoverbindingen kunnen worden gehoord. Dat is bij een normale rechtbank nog niet vanzelfsprekend.”
Dat Engels de voertaal is bij de NCC, is volgens Beenders geen obstakel. “Buitenlandse cliënten vinden het juist prettig dat er in het Engels wordt geprocedeerd. Alle contracten en correspondentie zijn vaak ook in het Engels. En bij grote ondernemingen, ook die in Nederland zijn gevestigd, werken vaak mensen die niet eens Nederlands spreken, en de meeste Nederlanders die er werken, spreken uitstekend Engels.”
Hij voegt daaraan toe dat de reguliere rechtbanken en hoven steeds soepeler zijn geworden bij het maken van procesafspraken. “Die gerechten bewegen op dit punt naar de NCC. Dat maakt de keuze soms lastiger.” Dat partijen geneigd zijn voor de London Commercial Court te kiezen, is niet Beenders’ ervaring. “Ze kiezen ofwel voor de normale rechtbank in Nederland of voor de NCC.”
Beenders heeft nog wel een kanttekening. “Als je een geschil hebt tussen een buitenlandse en Nederlandse partij, vinden mijn Nederlandse cliënten het soms prettig om in het Nederlands te pleiten. Er is bij Nederlandse cliënten weerstand tegen de NCC.” Dat laatste geldt ook voor sommige bedrijfsjuristen. “Veel bedrijfsjuristen hebben er geen ervaring mee, je moet uitleggen wat de voor- en nadelen zijn. Het leeft nog niet zo.”
Huiverig

Een bedrijfsjurist die zich wel heeft verdiept in de NCC is Amaury de Bruijn, die als associate director Legal – Ligitation bij Royal Friesland Campina verantwoordelijk is voor de afhandeling van juridische geschillen en claims. “We hadden in 2022 wereldwijd een omzet van veertien miljard euro, en waar gehakt wordt vallen spaanders. Er zijn altijd wel geschillen”, zegt De Bruijn. Het liefst lost Royal Friesland Campina die conflicten op zonder te procederen. “Naar de rechter gaan is duur. Bovendien zijn het vaak geschillen met klanten of leveranciers, en dan hebben partijen er belang bij om eruit te komen, want je wilt weer verder met elkaar. Door een procedure wordt de ruzie vaak erger.”
Royal Friesland Campina heeft beleid ontwikkeld voor de forumkeuze. “We zitten in dertig landen, en we verkopen in meer dan honderd landen onze producten. De geschillen spelen dus niet alleen in Nederland. We hebben uitgangspunten ontwikkeld voor de keuze tussen de overheidsrechter en arbitrage. In dat beleid hebben we ook een rol toebedeeld aan de NCC, omdat de NCC soms een goed alternatief is voor arbitrage.”
Buitenlandse partijen zijn soms huiverig voor een gewone procedure bij de gewone Nederlandse rechter, constateert De Bruijn. “Bij de NCC is dat vaak minder. Onze juristen hebben daarom de mogelijkheid om bij het opstellen van contracten voor de NCC te kiezen. In een aantal contracten hebben we NCC als bevoegde rechter opgenomen. We bekijken van geval tot geval wanneer we bij de NCC procederen. En de wederpartij moet er natuurlijk mee instemmen.”
Royal Friesland Campina heeft nog niet geprocedeerd bij de NCC, maar de kans dat het bedrijf daar terechtkomt is aanwezig. De Bruijn: “Er zitten daar kundige rechters die ervaring hebben met grote internationale geschillen. En je kunt in het Engels procederen. Dat zijn voor de wederpartij vaak overtuigende argumenten.”