Diederik Greive wil aan lezers van Mr. vooral duidelijk maken dat hij bij de besluitvorming over opsporingsberichtgeving magistratelijke afwegingen maakt. Greive is bij het Openbaar Ministerie verantwoordelijk voor opsporingsberichten, en daarmee voor het programma Opsporing Verzocht dat vorige week een spectaculair succes boekte met het oplossen van de dertien jaar oude moord op Alex Wiegmink.
“Dit is een prachtig vak hè,” zegt Grieve in een interview in Mr. Magazine dat 8 november verschijnt. “Als officier maak je juridische afwegingen, met de voeten in de klei.” Het OM vraagt zich bij het uitzenden van beelden in programma’s als Opsporing Verzocht altijd af of de ernst van het misdrijf de privacyinbreuk rechtvaardigt. Greive heeft het in dit verband over juridische medialogica: de vraag hoe een juridische afweging uitwerkt in de media.
Diederik Greive heeft sinds 2006 heeft de landelijke portefeuille opsporingsberichtgeving in handen, eerst als hoofdofficier van Middelburg, en later als hoofdofficier van het Parket-Generaal in Den Haag. “Burgers die zelf opsporing doen, dat raakt aan mijn uitgangspunten.”
In het interview blikt Greive terug op de mishandelingszaak in Eindhoven die later bekend is geworden als de ‘kopschopperszaak’. Al spreekt Greive liever over de ‘Vestdijk-zaak’ naar de straat waar de mishandeling plaatsvond. “Dat is belangrijk, omdat kopschoppen een frame is, een etiket dat er door anderen is opgeplakt.”
Om de daders te pakken besloot de officier van justitie de camerabeelden van deze mishandeling uit te zenden in het regionale opsporingsprogramma Bureau Brabant. De beelden gingen snel viraal, en de jongens werden gepakt.
Welke lessen trekt het OM uit deze zaak? “Voor ons is belangrijk dat het uitzenden van beelden mag. Daar staat concreet niets over in het Wetboek van Strafvordering, en toch kan de officier dat doen binnen de bestaande regels. Verder is een persofficier uiteindelijk een mediaofficier en moet die kunnen ‘mediadenken’, maar wel blijven uitkijken voor trial by media.”