De Rechtspraak dient de grenzen van transparantie op te zoeken en te kijken naar hoe die grenzen verlegd kunnen worden om draagvlak en gezag te houden in de samenleving. Zo luidt één van de conclusies van het onderzoeksrapport ‘Speelruimte voor transparantere rechtspraak’ van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) dat afgelopen donderdag werd gepresenteerd. Onder de aanwezigen bevonden zich onder meer leden van de rechtspraak en politici.
De transparantie en de bekritiseerbaarheid van de rechtspraak is de laatste tijd vaker onderwerp van gesprek en discussie. Zo werd het onderwerp ook al aangesneden door Paul Frissen (hoogleraar bestuurskunde in Tilburg) tijdens de rechtspraaklezing op 27 september vorig jaar.
Erik van den Emster, voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, gaf tijdens het debat over de transparantie van de rechtspraak – dat volgde na de presentatie van het WRR-rapport – aan dat men bij het streven naar transparantie voor een dilemma staat. Vanuit de samenleving wordt sterk de behoefte naar meer inzicht en openbaarheid van de rechtspraak geuit en is de verwachting ook dat meer inzicht zal leiden tot grotere acceptatie van bepaalde uitspraken door de maatschappij. Daartegenover staat dat openbaarheid en discussie over individuele zaken niet gewenst, en bovendien onmogelijk, is. De transparantie van de rechtspraak kent dus haar grenzen waar het de individuele belangen raakt. Toch zijn we volgens Van den Emster een goede koers aan het inzetten richting een Rechtspraak die openstaat voor debat en welke bekritiseerbaar is. Hij wees hiervoor als voorbeeld op de nieuwe Persrichtlijn. Daardoor kunnen rechtszaken in principe altijd worden opgenomen tenzij hiertegen bezwaren zijn, terwijl voorheen de zittingen niet werden opgenomen tenzij er sprake was van bijzondere omstandigheden die noopten tot de aanwezigheid van camera’s.
Mythe
Maria van de Schepop, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, zorgde voor een interessante bijdrage aan het debat. Zij stelde dat transparantie een middel is, en geen doel op zich. Het doel is, volgens Van de Schepop, ‘het goede doen’ met als gevolg de samenleving meer vertrouwen in en gezag te laten krijgen voor de rechtspraak. “In dat verband moeten we kijken of transparantie wel het juiste middel is om dit doel te bereiken. Meer transparantie zorgt namelijk ook voor meer vragen en de vraag is of de rechtspraak bereid is een antwoord te verschaffen op al deze vragen.” Schepop refereerde aan de eerdergenoemde rechtspraaklezing van Paul Frissen en onderkende zijn argument dat vanaf een afstand kijken naar het functioneren van de rechtspraak zorgt voor een beter beeld. De maatschappij heeft bovendien behoefte aan die distantie, welke zij de ‘mythe van de rechtspraak’ noemt.
President van de Hoge Raad Geert Corstens steunt Van de Schepop in haar betoog afstand te bewaren. Hij stelt dat de Rechtspraak zich vooral bezig moet houden met het rechtspreken en niet zo zeer met het beeld dat de maatschappij en de media van de rechtspraak heeft. Hij gaf overigens aan dat dit beeld helemaal niet zo negatief is als men denkt en refereert daarbij aan de resultaten van het onderzoek naar de reputatie van de rechtspraak die tijdens de eerste Dag voor de Rechtspraak werden gepresenteerd.
Of transparantie nu wel of niet het middel is om meer vertrouwen in en gezag voor de rechtspraak te creëren, het is hoe dan ook een positieve ontwikkeling dat de Rechtspraak blijft evalueren en kijkt naar punten waarop zij kan verbeteren.