Een excuus voor het slavernijverleden afdwingen

In 2013 is al door toenmalig vicepremier Lodewijk Asscher kenbaar gemaakt dat de Rijksoverheid ‘diepe spijt en berouw’ heeft. Bij deze spijtbetuiging van de Rijksoverheid is het gebleven. Een nationaal excuus lijkt nog een stap te ver te zijn. Echter, twee derde van Nederlanders met een migratieachtergrond spreekt de behoefte uit aan een nationaal excuus.

Delen:

(foto: Depositphotos)

De gemeente Amsterdam heeft inmiddels een excuus gemaakt voor de rol van het Amsterdamse stadsbestuur tijdens de slavernijperiode. Gelet op de weigerachtige houding van de Rijksoverheid en de behoefte aan een excuus, roept het de vraag op of een excuus afgedwongen kan worden. Mijns inziens staat het aansprakelijkheidsrecht in beginsel niet in de weg aan het afdwingen van een excuus. De onrechtmatige daad zal in dat geval de grondslag zijn. Blijkens artikel 6:103 Burgerlijk Wetboek kan een schadevergoeding plaatsvinden in een andere vorm dan betaling van een geldsom, zoals in de vorm van excuses. Bij het beoordelen van de onrechtmatigheid van de gedragingen van de Rijksoverheid dient men zich bewust te zijn van het fenomeen ‘hindsight bias’. Hindsight bias ziet op de onbewustheid van de invloed die op een later moment opgedane kennis kan hebben op de kwalificatie van een gedraging uit het verleden. Achteraf is men, door de na de verweten gedraging opgedane kennis, op de hoogte van de veroorzaakte schade. Hierdoor is men onbewust geneigd aangelegenheden die de bevolking vandaag de dag als moreel verwerpelijk beschouwt, als onrechtmatig te kwalificeren.

Overdracht van de vordering

Daarnaast dient onderzocht te worden of de destijds ontstane vordering, indien onrechtmatig gehandeld is, overgegaan is op de huidige generatie. Het destijds geldend recht staat niet in de weg aan overdracht van de vordering. Blijkens het oude Burgerlijk Wetboek van 1838 ging de rechtsvordering van rechtswege over op de wettige en natuurlijke bloedverwanten. Bij gebreke hieraan ging de rechtsvordering over op de langstlevende echtgenoot (artikel 879 lid 1 en 2 Burgerlijk Wetboek (1838) respectievelijk artikel 880 Burgerlijk Wetboek (1838)).

Verjaring

De vordering diende ingevolge artikel 2004 Burgerlijk Wetboek (1838) binnen 30 jaren geldend te zijn gemaakt. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat de rechter een beroep op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid zal honoreren. Mijns inziens staat met name het feit dat inmiddels meer dan honderdvijftig jaren verstreken zijn hieraan in de weg. In het bijzonder de feitelijke mogelijkheid van tot slaaf gemaakten en nabestaanden om al op enig eerder moment de rechtsvordering geldend te maken staat aan een beroep op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid in de weg.

 

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven