Gedetineerden komen in de toekomst alleen nog onder voorwaarden in aanmerking voor vervroegde vrijlating. De huidige regeling waarbij gedetineerden met een vrijheidsstraf van meer dan één jaar na tweederde van hun straf vrijkomen, wordt vervangen door een voorwaardelijke invrijheidsstelling. De Eerste Kamer heeft dinsdag met dit wetsvoorstel ingestemd. Minister Hirsch Ballin (Justitie) verwacht dat de nieuwe regeling een bijdrage levert aan het verminderen van de recidive en daarmee aan het vergroten van de veiligheid in de samenleving.
Op dit moment is het niet mogelijk om aan de vervroegde invrijheidsstelling voorwaarden te verbinden. Ook kan een eenmaal toegekende vervroegde invrijheidstelling nietworden herroepen, als iemand bijvoorbeeld opnieuw een strafbaar feit pleegt. De nieuwe wet voorziet wel in de mogelijkheid om voorwaarden te stellen aan de vervroegde invrijheidsstelling. Als algemene voorwaarde geldt – van rechtswege – dat de veroordeelde tijdens de proeftijd geen strafbare feiten pleegt. Daarnaast kunnen bijzondere voorwaarden worden gesteld, zoals een contact- of een locatieverbod of een verplichting om een bepaalde cursus of behandeling te volgen. De bijzondere voorwaarden worden afgestemd op de persoon van de veroordeelde, het gepleegde delict en eventueel vastgestelde crimogene factoren.
Uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat overtreding van de gestelde voorwaarden tijdens de proeftijd leidt tot herroeping van de vervroegde invrijheidsstelling. De veroordeelde moet dan alsnog de rest van de straf uitzitten. De proeftijd gaat in op de dag van de invrijheidstelling en is gelijk aan de periode waarvoor de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend, maar duurt tenminste één jaar. Het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden zal in beginsel door de reclassering worden uitgeoefend.
Uitstel of afstel van de vervroegde invrijheidsstelling is mogelijk indien een veroordeelde zich tijdens detentie (herhaaldelijk) ernstig misdraagt. Ook in het geval dat het recidiverisico als te hoog wordt ingeschat en een veroordeelde tijdens detentie niet meewerkt aan programma’s om dit risico te verminderen, kan worden besloten iemand niet of pas later voorwaardelijk vrij te laten.
Naar verwachting treedt de nieuwe wet per 1 juli 2008 in werking. De wet voorziet in een overgangsregeling van vijf jaar. Dit betekent dat tot 1 juli 2013 de huidige regeling van vervroegde invrijheidstelling van toepassing blijft voor veroordelingen tot vrijheidstraf, die zijn uitgesproken vóór de inwerkingtreding van de nieuwe regeling. Indien na 1 juli 2013 de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf opgelegd vóór de inwerkingtreding van de nieuwe regeling nog gaande is, wordt de nieuwe regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling toegepast.
Bron: Ministerie van Justitie
{mosgoogle}
{mosmodule module=Laatste nieuws}