Het ongedefinieerde en ongrijpbare begrip ‘procesorde’ is een instrument voor alle rechters om de scepter te zwaaien over het procesrecht. Wetteksten worden met een eenvoudige verwijzing naar de goede procesorde ter zijde gesteld. Dit stelt prof. dr. Guido de Bont in zijn oratie ‘Goede procesorde in het fiscale procesrecht’ van aanstaande vrijdag.
Het onderzoek van De Bont maakt deel uit van het onderzoeksprogramma ‘Fiscale autonomie en haar grenzen’. Met zijn rede aanvaardt hij het ambt van hoogleraar formeel belastingrecht in de Erasmus School of Law. In hoeverre is de proceseconomie, ook wel aangeduid als het belang van een doelmatige procesgang, onderdeel van die goede procesorde? Kan er worden gesproken van een rechtsbeginsel in het procesrecht?
Van alle elementen binnen de goede procesorde wordt de proceseconomie in de (fiscale) literatuur van ondergeschikt belang geacht, terwijl aan het belang van een efficiënte procesgang in de parlementaire geschiedenis en jurisprudentie veel waarde wordt gehecht. In dat kader stelt De Bont de vraag welke invloed de goede procesorde heeft op de reikwijdte van de procedure (stellingen, bewijsmiddelen).
Kunnen in het algemene bestuursrecht en het civiele recht in een hogere instantie andere zaken worden aangevoerd dan waarover in eerste aanleg werd geprocedeerd? Een trechtermodel waarbij het ‘hogere’ rechtscollege over steeds minder geschilpunten behoeft te oordelen, past in het streven naar proceseconomie en dus in een goede procesorde.
Tenslotte zullen deze lessen uit de interne rechtsvergelijking worden doorvertaald naar het fiscale procesrecht, waar de tweede feitelijke instantie nog maar enkele jaren een feit is en de Gerechtshoven nog zoeken naar een concrete afbakening van hun nieuwe rol als appelrechter.