Meervoudige rechtspraak waarbij niet een maar drie rechters oordelen zorgt voor doordachtere uitspraken. Maar de nuttige effecten ervan doen zich allerminst automatisch voor, zo blijkt uit het onderzoek van Reyer Baas naar rechterlijke oordeelsvorming waarop hij vrijdag 24 januari aan de Radboud Universiteit promoveert.
In een jaar worden zo’n anderhalf miljoen zaken afgehandeld door 2.500 rechters. Bij erg complexe zaken kiezen rechtbanken voor meervoudige rechtspraak, maar de meeste zaken worden door één rechter behandeld. Dat is goedkoper, en er kan sneller uitspraak worden gedaan. Maar of enkelvoudige rechtspraak ook altijd verantwoord is, is volgens Baas de vraag.
Raadkamer
In zijn onderzoek De meerwaarde van meervoud naar verschillen en overeenkomsten in de afdoening van zaken door een enkelvoudige en meervoudige kamer, in het bijzonder in civiele zaken, legt Baas uit hoe meervoudige rechtspraak in zijn werk gaat en hoe de oordeelsvorming kan worden verbeterd. Daartoe ondervroeg hij zeventig rechters over hun denk- en handelwijze en woonde hij meerdere zittingen bij. Ook was hij aanwezig bij het overleg in de doorgaans gesloten raadkamer. Daarnaast analyseerde hij jurisprudentie. “Veel rechters menen dat de acceptatiegraad en het gezag van meervoudige uitspraken groter is dan bij enkelvoudige uitspraken”, zegt Baas. “Ook geeft het jongere rechters de kans om ervaring op te doen, terwijl oudere rechters kennismaken met inzichten van anderen en door soms vastgeroeste denkbeelden heen kunnen breken.”
Groepsdruk
Hoewel meervoudige rechtspraak duidelijk voordelen biedt, is de meerwaarde ervan volgens Baas allerminst vanzelfsprekend. Er zijn volgens hem namelijk verschillende “cognitieve valkuilen”, zoals mogelijke groepsdruk onder rechters. “Vergelijk het met een kerstdiner met je familie. Je voelt je vrij om te discussiëren, maar je wilt de discussie ook niet te heftig voeren opdat je in de toekomst nog met je schoonvader door één deur kan.” Ook in de raadkamer ontstaat soms de neiging om het gezellig te houden, te snel iemands oordeel te accepteren, merkte Baas. “Bij kerstdiners is dat prima, maar bij waarheidsvinding en besluitvorming moet je iemand scherp kunnen bevragen hoe die tot een oordeel komt. Het mag een beetje schuren en dat gebeurt lang niet altijd.”
Baas wijst er daarnaast op dat bij meervoudige rechtspraak weliswaar door enkele rechters overleg wordt gepleegd in de raadkamer, maar dat niet al deze rechters ook altijd bij de zitting zelf zijn. “Dan weegt in het overleg het oordeel van de rechter die erbij was in de praktijk toch net wat zwaarder, ook als er twijfel is over of het wel klopt wat die rechter zegt.”
Diversiteit
Om te voorkomen dat rechters het te snel met elkaar eens willen zijn, moet tegenspraak doelbewust worden georganiseerd, stelt Baas. Dat kan bijvoorbeeld door teams diverser samen te stellen. “Vooral een rechter die afwijkt van de standaard en net begint binnen de rechtspraak, zal niet altijd geneigd zijn om de consensus te doorbreken in de raadkamer.”
Om ook na hun opleiding bedacht te zijn op cognitieve valkuilen pleit hij voor continue training en coaching, ook voor ervaren rechters. Elke rechter moet er volgens hem op letten dat hij meedoet aan de besluitvorming en zich niet verschuilen achter het oordeel van anderen. “Mensen, en dus ook rechters, hebben vaak de neiging om met de stroom mee te gaan. Uiteindelijk is de rechtspraak het meest gebaat bij beslissers die daar juist tegen in durven gaan, die ook in de raadkamer kritisch zijn en zelfstandig een oordeel durven te vormen en geven.”