In juni 2022 trad een advocaat-stagiaire voor onbepaalde tijd in dienst bij een advocatenkantoor. De arbeidsovereenkomst is gesloten onder de ontbindende voorwaarde dat de advocaat-stagiaire uiterlijk op 1 december 2025 de Beroepsopleiding Advocatuur met goed gevolg heeft afgelegd. In de arbeidsovereenkomst is een studiekostenbeding opgenomen. Dit beding houdt in dat de advocaat-stagiaire in bepaalde gevallen de gemaakte studiekosten aan het advocatenkantoor moet terugbetalen als zij voor 1 december 2025 uit dienst gaat. Op 19 mei 2023 is de advocaat-stagiaire op staande voet ontslagen wegens het bewust en herhaaldelijk niet naleven van redelijke instructies van werkgever.
Studiekostenbeding nietig
Zij wil een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een vergoeding voor onregelmatige opzegging, maar dat wijst de kantonrechter (rechtbank Rotterdam) allemaal af. Wel moest zij een gefixeerde schadevergoeding van € 6.004 betalen. De kantonrechter oordeelde dat het studiekostenbeding nietig is, zodat de advocaat-stagiair geen studiekosten hoeft terug te betalen.
NOvA belanghebbende
Inmiddels is deze zaak bij het gerechtshof Den Haag beland, aangespannen door de advocaat-stagiair. De Nederlandse Orde van Advocaten is in hoger beroep als belanghebbende in deze procedure verschenen, omdat de uitkomst in het belang is voor de gehele beroepsgroep. De NOvA wordt bijgestaan door advocaten Stefan Sagel, Nikki Volmer en Irina Trimp, allen verbonden aan De Brauw Blackstone Westbroek.
Prejudiciële vragen
Het hof beantwoordt niet zelf de vraag of een studiekostenbeding in een arbeidscontract met een advocaat-stagiaire rechtsgeldig is, maar stelt hierover wel prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. Het hof vraagt zich in de eerste plaats af of de Beroepsopleiding Advocatuur kan worden aangemerkt als scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van een advocaat-stagiaire (in de zin van art. 7:611a lid 1 BW). En als dat het geval is: is een werkgever gehouden om de beroepsopleiding telkens kosteloos aan zijn werknemers (advocaat-stagiaires) aan te bieden (op grond van art. 7:611a lid 2 BW). Ten derde wil het hof weten of uit de wettelijke regels waarop de Beroepsopleiding Advocatuur is gegrond, volgt dat de werkgever verplicht is deze beroepsopleiding kosteloos aan zijn advocaat-stagiaires te verstrekken (als bedoeld in art. 7:611a lid 2 BW).
Eerste helft 2025
De exacte tijdslijnen van de prejudiciële procedure zijn niet bekend, schrijft Irina Trimp op LinkedIn. “Gelet op de voorrang die de Hoge Raad aan dergelijke procedures geeft, verwachten we dat hij in de eerste helft van 2025 uitspraak zal doen.”
Lees hier de beschikking van het hof Den Haag.