Het gaat in de zaak waarover de Hoge Raad uitspraak deed om een man wiens biologische ouders bij zijn geboorte niet gehuwd waren. De biologische vader heeft hem niet erkend als zijn kind, waardoor tussen hen geen ‘familierechtelijke betrekking’ bestond, maar er was tussen hen wel sprake van family life zoals bedoeld in artikel 8 EVRM. De moeder van de man is met een ander getrouwd, die hem erkend heeft. Daardoor is de man juridisch gezien het kind van zijn moeder en de stiefvader. Een kind kan niet meer dan twee juridische ouders hebben.
Tarief voor andere verkrijgers
Wanneer de biologische vader overlijdt is de man een van de erfgenamen. Voor de erfrechtelijke verkrijging is hem op grond van de Successiewet een aanslag in de erfbelasting opgelegd. Daarbij zijn niet de vrijstelling voor kinderen en het tarief voor ‘afstammelingen in de rechte lijn’ toegepast, maar de lagere vrijstelling en het hogere tarief die gelden voor andere verkrijgers.
Bloedverwant
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vindt dat de hoge vrijstelling en het lage tarief ook voor de man gelden. Volgens het hof is voor het begrip ‘kind’ in de belastingwet niet verwezen naar het civielrechtelijke begrip familierechtelijke betrekking, maar is aangesloten bij het begrip bloedverwant. Naar spraakgebruik is een biologisch kind een bloedverwant van zijn biologische vader. Daarom kan een biologisch kind volgens het gerechtshof ook voor de erfbelasting worden aangemerkt als zijn eerstegraads bloedverwant. Om dezelfde reden is belanghebbende ook afstammeling in de rechte lijn van zijn biologische vader.
Familierechtelijke betrekking
De staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie bij de Hoge Raad. Die is het niet eens met het hof. De Hoge Raad oordeelt dat het begrip bloedverwant voor de belastingwet dezelfde betekenis heeft als in het civiele recht. Een kind is slechts bloedverwant van zijn biologische vader als zij in een familierechtelijke betrekking tot elkaar staan, bijvoorbeeld door erkenning. Ook voor het zijn van afstammeling in de zin van de erfbelasting is een familierechtelijke betrekking vereist, aldus de Hoge Raad.
Discriminatie
Maar vervolgens kijkt de Hoge Raad naar het EVRM. Volgens de raadsheren valt de wettelijke regeling die bepaalt wat het kind netto (na erfbelasting) verkrijgt uit het vermogen van zijn biologische vader met wie family life heeft bestaan, binnen de werkingssfeer van artikel 8 van dit verdrag. En daarom kan het verschil in behandeling van zo’n biologisch kind ten opzichte van een binnen huwelijk geboren kind worden getoetst aan het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM. De Hoge Raad komt tot de conclusie dat het gemaakte onderscheid discriminerend is.
Wetgever aan zet
Hoewel de Hoge Raad de man gelijk geeft, heeft hij daar niets aan. De aan hem opgelegde aanslag wordt niet verminderd, de Hoge Raad is van mening dat het bieden van rechtsherstel niet iets is om zelf te doen. Dat is zaak voor de wetgever; het opheffen van het verschil in behandeling vergt keuzes op rechtspolitiek terrein, waarbij maatschappelijke ontwikkelingen rond meerouderschap, meeroudergezag en draagmoederschap meespelen. Dergelijke keuzes gaan de rechtsvormende taak van de rechter te buiten. Wel moet de staatssecretaris van Financiën de proceskosten van de man betalen.