Hoogleraar Willem van Boom: ‘Contract mag best sneller worden opengebroken’

In het werk van hoogleraar burgerlijk recht Willem van Boom (Radboud Universiteit Nijmegen) komen rechtseconomisch denken, multidisciplinariteit en het belang van empirisch onderzoek samen. Hij vertelt erover in een interview in het nieuwe nummer van Mr. “We mogen best afstappen van het Anglo-Amerikaanse model dat stelt: contract is contract.”

Delen:

MR2401_ART1_7_FOTOCorbino_verkleind
foto: Corbino

Je zou hem een leerstoelhopper kunnen noemen. Na professoraten te hebben vervuld in Tilburg, Rotterdam en Leiden is Nijmegen de vierde plek in twintig jaar van Willem van Boom (1969). Daar is zijn afdeling, burgerlijk recht, de grootste van de rechtenfaculteit. Die breedte van het recht is letterlijk te zien in het Grotiusgebouw van de Radboud. In het midden loopt een brede trap, aan één kant daarvan zie je, verdeeld over meerdere verdiepingen, een enorme bibliotheek. Met boeken – en die zijn er vooral voor de docenten en onderzoekers, zegt Van Boom.

Taalvaardigheid

Er komt een generatie rechtenstudenten aan die niet meer gewend is om te lezen, wat voor een juridische opleiding toch wel een conditio sine qua non is. “Als studenten een kortere route kennen, via samenvattingen, dan nemen ze die. Het is aan de docenten om daar een weerwoord op te formuleren. Zoals: minder lesstof aanbieden via de computer, want dan zoeken studenten op trefwoorden. We moeten boeken voorstellen die ze echt moeten hebben gelezen. Dat lezen valt me overigens nog mee, maar de taalvaardigheid van studenten is wel achteruit gehold.”

Toekomstige vorderingen

De rechtenstudie ligt niet op zijn netvlies als Van Boom het einde van de middelbare school ziet naderen. Hij zit dan in de categorie ‘weet niet, dan maar rechten’. Diep in zijn hart heeft hij meer op met klassieke talen, maar dan zijn de opties na de studie veel beperkter. Op de Universiteit van Amsterdam is hij geen bijzonder bevlogen rechtenstudent, de cijfers zijn niet geweldig, in de collegezalen valt hij niet bepaald op. Gaandeweg ontdekt Van Boom dat zijn kracht vooral ligt in het doen van onderzoek. Dat kwam voor het eerst tot uitdrukking in zijn masterscriptie over een lastig onderwerp: toekomstige vorderingen. “Het treurige is dat dit leerstuk na dertig jaar nauwelijks verder is ontwikkeld. Er is weinig rechtspraak over en het is nog steeds onduidelijk wat wel en niet een toekomstige vordering is, hoewel dit voor de financieringspraktijk heel belangrijk is.”

Civilologie

Onderzoek doen is voor Van Boom ook: empirisch onderzoek doen, wat hij civilologie noemt. “Beleidsmakers en wetgevers moeten weten hoe mensen beslissingen nemen, hoe je gedrag reguleert en hoe je markten inricht. Inzichten van juristen, psychologen en andere gedragswetenschappers zijn daarvoor cruciaal.” Dat onderzoek levert echt wat op, zegt Van Boom: meer bescheidenheid over de juridische professie. “Dertig jaar geleden kon je van alles opschrijven in je juridische proefschrift, gewoon omdat je vond dat het zo zat. Tegenwoordig zul je meer moeten verantwoorden hoe je eraan bent gekomen. Dat is echt een verandering in het civiele recht, maar ook een van de uitdagingen voor de toekomst: voorkomen dat het privaatrecht al te zeer losgezongen raakt van de werkelijkheid. Daar hebben we de afgelopen jaren echt stappen gezet.”

Kwartet

Op zijn tafel in zijn werkkamer ligt ‘het kwartet’, vier boekjes van even zo veel oraties die hij de afgelopen twee decennia heeft uitgesproken. In Tilburg ging het over hoe het aansprakelijkheidsrecht omgaat met ‘structurele fouten’, in Rotterdam over hoe het privaatrecht omgaat met sancties die worden gesteld op fouten die worden gemaakt. De Leidse oratie behandelde vooral het werk binnen rechtenfaculteiten. “bijenkorven van juristen, criminologen, psychologen en sociologen”. “Dat maakt dat je veel meer potentie hebt in zo’n faculteit om een multidisciplinaire benadering van het recht te realiseren dan vaak wordt gedacht.” De vierde oratie (Nijmegen) is de meest actuele, die gaat over iustium pretium. “Volgens de handboeken is de rechtvaardige prijs voor een goed niet een erkend leerstuk in het privaatrecht. Ik denk daar toch anders over.”

Multidisciplinariteit

Als er al een rode draad is te ontwaren in die vier oraties, is het multidisciplinariteit. In Tilburg is Van Boom zich gaan verdiepen in veiligheidsstudies en duidde hij zaken als risicoberekening en risico-inschatting in het aansprakelijkheidsrecht. In Leiden kwamen er statistieken aan te pas. De Rotterdamse en Nijmeegse oraties waren geïnspireerd door de rechtseconomie. Een goede wisselwerking tussen die disciplines is er echter nog niet, constateert Van Boom. Inzichten van andere onderzoekers sijpelen maar langzaam door in het privaatrecht, “een heel stabiel rechtsgebied”. Zo zal het ook gaan met zijn Nijmeegse oratie over ruilrechtvaardigheid. Daarin gaat hij in op de vraag hoe het privaatrecht moet omgaan met het concept ‘rechtvaardige prijs’.

Pink tax

Die vraag dringt zich op als blijkt dat banken meer rente in rekening brengen op kredieten dan zou moeten op basis van de geldmarktrente. Of als een ondernemer ziet dat een groot deel van de kosten van een financieel product als provisie in de zakken van een tussenpersoon verdwijnt. Of wanneer technisch identieke scheermesjes voor vrouwen duurder zijn dan voor mannen – het probleem van pink tax, dat zich ook voordoet bij kappers: vrouwen zijn daar meer geld kwijt dan mannen. Of als energiecontracten, als gevolg van de Russische agressieoorlog, uit balans raken en ondernemers en burgers wel aan die contracten worden gebonden. Is dat rechtvaardig? Geldt dan: contract is contract?

Iustum pretium

Van Boom heeft daar moeite mee. Het gaat steeds om overeenkomsten en ­prijzen, maar óók om waarde en waardering. “Afstappen van het pure contractsmodel tart het klassiek-economisch denken. Want volgens economen worden prijzen door de markt bepaald, ‘wat de gek ervoor geeft’.” Maar dat beeld is aan het kantelen, zegt Van Boom. Neem een letselschadekwestie. “Huur je daarvoor een advocaat in, dan kunnen zijn kosten, als die redelijk zijn, worden verhaald op de verzekeraar. Staat in het Burgerlijk Wetboek. Maar wat is redelijk? Als dat helemaal vrij is, dan zou ik als advocaat mijn uurtarief kunnen opschroeven. Rechters toetsen nu veel actiever of het uurtarief en het aantal gespendeerde uren wel redelijk zijn. Dat is ook een vorm van iustum pretium.”

Contract is contract

Toch gaan rechters daar niet altijd in mee. Neem de hoge inflatie en de gevolgen die dit heeft voor bijvoorbeeld energiecontracten. Ingrijpen gebeurt weinig, in Nederland geldt: contract is contract. “Er moet echt iets aan de hand zijn voordat we ingrijpen in een contract, ook al weten we dat de ene partij veel machtiger is dan de andere. Onze rechtscultuur is terughoudend in het openbreken van overeenkomsten. In landen om ons heen zijn rechters veel meer bereid dat wel te doen: de uitkomst van dit contract vinden ze dan in strijd met de goede zeden, of onevenwichtig. Wij zitten veel meer in het Anglo-Amerikaanse model.”

Dit is een samenvatting van het interview met Willem van Boom dat in het februarinummer van Mr. verschijnt. Lees hier het volledige interview.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Nieuwste berichten

Van onze kennispartners

Scroll naar boven