HvJ-EU: herbevestiging tweestapstest Europees Arrestatiebevel

Hoewel recente Poolse wetgeving de onafhankelijkheid van de Poolse rechterlijke macht steeds meer in gevaar brengt en er sprake is van een politieke impasse om effectief op te treden middels art. 7 VEU, lijkt het HvJ-EU in de nieuwe ‘L en P’-zaak niet toe te geven aan de druk.

Delen:

beeld: Depositphotos

In de samengevoegde zaken C-354/20 PPU en C-412/20 PPU heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) zich uitgesproken over een prejudiciële vraag afkomstig van de Rechtbank Amsterdam over de houdbaarheid van de bestaande jurisprudentie omtrent de weigering van een Europees Arrestatiebevel (EAB). Op basis van de LM-rechtspraak dienen nationale rechters als uitvoerende autoriteiten een tweestapstest uit te voeren, voordat de tenuitvoerlegging van een EAB afkomstig uit een lidstaat waar de rechtstaat en daarmee het recht op fair trial als in artikel 47 van het EU-Handvest in het geding is, wordt geweigerd.

De tweestapstest

De eerste stap van de tweeledige test houdt vaststelling in van systematische en algemene tekortkomingen, gelijk aan het Dublin III-systeem. In het kader van het EAB ziet dit specifiek op de onafhankelijkheid van de rechter. De tweede stap is ter voorkoming van een al te gemakkelijke vrijlating en stelt dat er gronden moeten zijn om aan te nemen dat de specifieke persoon inderdaad een schending zal ondergaan van het recht op een eerlijk proces. Indien beide stappen zijn voltooid, mag op grond van art. 1 lid 3 Kaderbesluit 584/2002 de tenuitvoerlegging van een EAB worden geweigerd. De test stamt uit de zaak Aranyosi en Căldăraru, waarin het ging om onmenselijke behandeling in detentie en is later middels de zaak LM uitgebreid tot het recht op een eerlijk proces. Een dergelijke aanpak vindt diens rechtvaardiging in ‘mutual trust’, die als hoeksteen dient in het EU-systeem van judiciële samenwerking.

Aan de eerste stap is ongetwijfeld voldaan, zo beargumenteerde de Rechtbank Amsterdam, wat te onderschrijven is middels het met redenen omkleed voorstel van de Commissie om het ‘Rule of Law Mechanism’ in art. 7 VEU in werking te zetten. De Europese Raad heeft tot nu toe geen gehoor gegeven aan de oproep van de Commissie. Dit betekent dat ook aan de tweede stap moet worden voldaan, aangezien er geen sprake is van algemene schorsing van Polen in het EAB middels art. 7 VEU.

Rechtbank Amsterdam

De Rechtbank Amsterdam heeft deze rechtspraak van het Hof in twijfel getrokken, aangezien de rechtsstaat in Polen na de zaak LM aanzienlijk is verslechterd door toenemende invloed van de Poolse uitvoerende macht op rechterlijke instanties. De aanvullende informatie die de rechtbank van Poolse autoriteiten ontving, was ontoereikend en zij betoogde dat de tweestapstest uit LM wellicht zouden moeten worden verlaten in situaties zoals in Polen. Hoofdzakelijk werd er beargumenteerd dat de algemene en systematische tekortkomingen in Polen een fase hebben bereikt, waarin kan worden aangenomen dat in feite niemand een eerlijk proces zal krijgen en de tweede stap overbodig wordt.

Het HvJ-EU liet zich echter niet overtuigen en bracht daarbij de volgende tegenargumenten naar voren. Het Hof ontkent allereerst dat de systematische gebreken een punt hebben bereikt, waardoor de Poolse autoriteiten niet meer als ‘uitvaardigend’ kunnen worden gezien in het kader van het EAB. Op deze manier wordt het probleem afgedaan als een etikkeringskwestie en wordt de aandacht afgeleid van de rechtsstaat problematiek. Deze herverpakking van het probleem heeft uiteraard hetzelfde gevolg, namelijk het weigeren van EAB’s uitgevaardigd door Polen. Daarnaast voert het Hof aan dat het opgeven van de tweede stap te snel leidt tot het ontzeggen van de status ‘rechtbank’ van Poolse judiciële instellingen in het kader van de prejudiciële procedure (art. 267 VWEU). Hier valt wat voor te zeggen, omdat men in feite twee keer gestraft wordt. Enerzijds verliest de Poolse rechter diens onafhankelijkheid in eigen land en anderzijds wordt ook externe steun in het kader van de prejudiciële vraag geblokkeerd. De vraag is dan of een dergelijke scheiding van functies onmogelijk is zoals het Hof dit schetst, of dat zij kunnen worden opgesplitst in het kader van het EAB enerzijds en de prejudiciële procedure anderzijds.

Geen omzeiling van artikel 7 VEU

Het Hof stelt dat een dergelijk ernstige fase van systematische deficiënties en het daarmee gepaard gaande vermoeden dat niemand een eerlijk proces krijgt in Polen, in feite gelijkstaat aan een schorsing van het EAB in het kader van artikel 7 VEU. Op deze manier zou deze politieke procedure kunnen worden omzeild. Hoewel deze redenering begrijpelijk lijkt, roept zij ook scepsis op aangezien schorsing op basis van indirecte grondrechtenkwesties in andere contexten een dergelijke politieke goedkeuring niet vereist. Denk daarbij aan de zaak N.S. in het kader van de Dublin III-verordening. Beide contexten verschillen erin dat het categorisch overbrengen van vluchtelingen naar een specifieke lidstaat geen risico van straffeloosheid inhoudt. Het contrast tussen de rechten van de betrokken individuen is echter erg groot en leidt tot de conclusie dat misdaadbestrijding in het EU-strafrecht voorrang heeft boven fundamentele rechten, terwijl dat evenwicht in het EU-asielrecht er heel anders uitziet.

Al met al presenteren zowel de rechtbank als het Hof goede argumenten voor hun visie. Met deze herbevestiging lijkt er voorlopig echter geen verandering in de tweestapstest te komen, waardoor de rechtbank aan het kortste eind trekt.

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Meest gelezen berichten

Van onze kennispartners

Juridische vacatures

Scroll naar boven