Als opdrachtgevende of inhurende partij kun je er nooit 100% zeker van zijn dat degene die je inschakelt volledig jouw belang nastreeft en het eigen belang daaraan ondergeschikt maakt. Er is altijd een moral hazard. En hoe de ingehuurde zich ook gedraagt, ergens houd je als opdrachtgever altijd dat gevoel van onbehagen.
Dat geldt over de hele breedte van de juridische markt. De cliënt die een advocaat inschakelt heeft belang bij beperking van zijn kosten, de advocaat opereert vanuit een economische noodzaak om “tijd te verkopen”. De opdrachtgever huurt een interim-jurist in voor een project. Hoe sneller dat af is hoe lager de kosten. De interimmer wordt betaald voor de uren die hij inzetbaar is. Hij heeft eigenlijk geen belang bij een snel einde van de klus. Een goede professional laat zich daar natuurlijk niet door leiden. Maar dat neem niet weg dat opdrachtgevers daar bewust of onbewust wel altijd een beetje bang voor zijn.
Wat de meeste managers/werkgevers zich echter niet realiseren is dat het bij medewerkers in dienstverband eigenlijk helemaal niet anders ligt. Bij hoeveel bedrijven is het ondernemingsbelang ook direct het belang van de werknemers?
Ga maar na: De werkgever heeft er belang bij dat bedrijfsjuristen contracten snel afhandelen. Maar wat heeft die bedrijfsjurist daar zelf aan? Hoe sneller hij werkt, hoe minder tijd voor inhoudelijke verdieping, hoe meer werk er op z’n bordje geschoven wordt en hoe minder bedrijfsjuristen er uiteindelijk nodig zullen zijn. En als jij erg goed presteert zet dat de anderen in je groep mogelijk in een minder goed daglicht. “Overachievers make others look bad”
Een ontdekking
Ik vond dit soort dingen altijd al interessant, maar deze week raakte ik betrokken bij het “inhuurdilemma” van een klant van een onze netwerkcollega’s. Vandaar dat ik me er nog eens extra in verdiept heb. Ik kwam uit bij de “principaal-agenttheorie”. Op zich niets nieuws onder de zon, maar voor mij wel een ontdekking.
Al lezend vroeg ik me af hoeveel juristen zich wel eens in dit economische leerstuk verdiept hebben. En ik vroeg me af hoeveel er zich van bewust zijn dat de meeste contracten die ze schrijven eigenlijk voortvloeien uit deze theorie.
De principaal-agenttheorie heeft betrekking op de relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer en het gegeven dat voor opdrachtnemers tijdens het uitvoeren van de opdracht ook altijd hun eigen belang een rol speelt. Deze problematiek doet zich voor in zowel werkgever-werknemer relaties als tussen aandeelhouders – bestuurders, parlement – regering, cliënt – advocaat, opdrachtgever – interim jurist en General Counsel – Legal Counsel.
Als oplossing hiervoor zijn we gewend om met z’n allen contracten te schrijven die dit regelen. En vervolgens gaan we “managen”. Controleren, corrigeren, sanctioneren, alles om die opdrachtnemer in het gareel te houden.
Niet leuk. En volgens mij ook niet constructief, maar dat terzijde.
Om het een beetje ingewikkelder te maken: het gaat bij ons juristen heel vaak om belangentegenstelling die helemaal niet als zodanig herkend worden door beide partijen.
Dat het niet hoort om extra uren te maken om de rekening voor de klant wat op te drijven, dat weten we allemaal wel. Maar het principaal-agentdilemma doet zich ook voor als partijen een verschillende opvatting of visie hebben ten aanzien van bijvoorbeeld kwaliteit of risico. Klanten die zich ergeren aan lange memo’s zijn een duidelijk voorbeeld. Advocaten pareren dat soort bezwaren in de regel met het kwaliteitsargument, maar klanten hebben het gevoel dat ze betalen voor iets wat ze niet gevraagd hebben. Idem voor bedrijfsjuristen die mooie uitgebalanceerde contracten voor de business willen maken. Vakmanschap! Dat vinden ze belangrijk. Maar voor de business is het al snel goed genoeg. Die wil snelheid.
Terug naar het inhuur dilemma
Terug naar de aanleiding voor m’n verdieping in de Agency Theory. Het “inhuur dilemma” speelde zich af bij een groot kantoor waar ze op een bepaalde sectie omkomen in het werk. Het gaat vooral om projecten die -heel modern- op fixed fee basis zijn aangenomen. En wat doe je als het druk is? Dan trek je extra personeel aan. In dit geval tijdelijk. Bijvoorbeeld 4 dagen per week x 4 maanden.
Ze hadden wat pogingen gedaan met diverse bureaus en interim-juristen, maar het werkte niet. Op een aantal projecten moest worden toegelegd. Om dat te voorkomen was de management inspanning geïntensiveerd en maakten de Partners extra lange dagen om alles in goede banen te leiden.
Heel herkenbaar, maar wat gebeurt er nou eigenlijk?
Wat duidelijk is, is dat de cliënten van het kantoor – helemaal in lijn met de Principaal-agenttheorie – hebben weten te bedingen dat hun belang bij kostenbeheersing geborgd is. Daarom hebben ze een fixed fee afgesproken.
Zelfs als je te maken hebt met medewerkers in loondienst zorgen fixed fee dossiers al voor extra verantwoordelijkheid bij het management. Zij moet constant zorgen dat de kosten (waarvan personeel minimaal 60% is) lager zijn dan de opbrengsten. Anders wordt verlies geleden. Interimmers zijn meestal iets duurder. Dat maakt de speelruimte nog kleiner en het risico op verlieslatende projecten dus wat groter.
Nu cliënten en opdrachtgevers een steeds sterkere positie in de markt innemen zul je zien dat ze manieren zoeken om te borgen dat juridische dienstverleners hun belangen onder alle omstandigheden als norm hanteren. De opkomst van ‘alternative fee arrangements’ is het gevolg.
De opkomst van het fenomeen zelfstandige advocaten en juristen biedt de kantoren die hiermee worstelen een uitgelezen kans denk ik. Kijk nog eens naar de principal-agenttheorie en laat het idee los dat flexibiliteit gerealiseerd wordt door het inhuren van een interimmer als tijdelijk personeel.
Flexibiliseren ≠ interim-juristen
Als je meer wilt weten over de principaal-agenttheorie kan ik je dit overzichtsartikel aanraden.