Internationaal publiekrecht versus drone-aanval Soleimani

Delen:

Qassem Soleimani, geboren op 11 maart 1957, een Iraanse generaal en topmilitair. Hoofd van het Al-Quds brigade (de Iraanse Revolutionaire Garde). Een erg belangrijk persoon in Iran, misschien wel belangrijker dan de president. Een held voor zijn aanhangers. Voor het Iraanse volk had hij een sentimentele waarde. Dit kwam voornamelijk omdat hij niet alleen een generaal zou zijn die bevelen uitdeelt, maar zich ook tussen het volk bevond.

Op 3 januari 2020 is hij middels een drone-aanval om het leven gekomen. Donald Trump, Commander-in-chief (opperbevelhebber over de gezamenlijke strijdkrachten), heeft de opdracht voor de onderhavige aanval gegeven. Voor de VS was Soleimani een gevaar, waardoor ze hebben besloten hem uit te schakelen. Ze beschouwen de Al-Quds brigade als een terreurorganisatie.

De verklaring van het Pentagon luidt als volgt: ‘’General Soleimani was actively developing plans to attack American diplomats and service members in Iraq and throughout the region. General Soleimani and his Quds Force were responsible for the deaths of hundreds of American and coalition service members and the wounding of thousands more. The strike was aimed at deterring future Iranian attack plans’’.

Uit de bovenstaande passage kunnen we ervan uitgaan dat de aanval preventief is geweest ter voorkoming van meerdere aanvallen door Iran. De VS heeft aangegeven dat de drone-aanval legaal is op grond van ‘zelfverdediging’. Naar mijn mening is dit erg controversieel. Laten we de wetgeving erbij pakken.

Drone-aanval onrechtmatig volgens internationaal publiekrecht?

Volgens International Humanitarian Righs Law moeten terroristen en criminelen worden vervolgd en gevangen worden genomen. De VS geeft aan dat Soleimani een terrorist is. Soleimani is noch vervolgd noch gevangengenomen. In dit geval zou de liquidatie door Amerika in strijd zijn met het International Humanitarian Righs Law.

In het algemeen is het zo dat het verboden is om geweld te gebruiken volgens artikel 2 (4) UN Charter. Er zijn echter twee uitzonderingen op artikel 2 (4) van de UN Charter. Een daarvan is artikel 39 jo 41 UN Charter, als er een autorisatie is door de UN Security Council (Veiligheidsraad van de Verenigde Naties) en ten tweede is als er sprake is van zelfverdediging (Self-defense) op grond van artikel 51 UN Charter. In bovenstaande zaak is geen enkele vorm van autorisatie door de Veiligheidsraad gegeven. Daarom moeten we gaan kijken of sprake is van zelfverdediging.

De voorwaarden voor een zelfverdediging conform artikel 51 UN Charter zijn als volgt:

  • De aanval is noodzakelijk en evenredig,
  • als een gewapende aanval plaatsvindt, en
  • de Veiligheidsraad op de hoogte is gesteld.

Op grond van deze voorwaarden kunnen we het volgende concluderen: de VS geeft aan dat ze uit zelfverdediging hebben gehandeld om de toekomstige aanvallen te voorkomen, als dit waar is dan is de aanval rechtmatig conform de UN Charter. Echter, de aanval moet noodzakelijk zijn. Dat houdt in dat het ‘’Instant, overwhelming, and leaving no choice of means, and no moment of deliberation’’ moet worden aangehouden. De kans dat aan de voorwaarde noodzakelijk, de ‘Caroline-test‘, wordt voldaan is onaannemelijk.

 

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven