Is het OM een enquêteverzoeker als ieder ander?

De Hoge Raad ziet geen aanleiding om het Openbaar Ministerie een bijzondere positie te geven binnen de kring van degenen die de Ondernemingskamer of het Antilliaanse Gemeenschappelijk Hof van Justitie om een enquête kunnen verzoeken. De afwijzing van een verzoek om reden van het openbaar belang behoeft ook slechts een summiere motivering. Dit vormt allicht een obstakel voor het OM als (toekomstige) hoeder van ESG-gerelateerde belangen door middel van het enquêterecht.

Delen:

foto: Depositphotos

Nadat het Nederlandse Openbaar Ministerie ruim twintig jaar geen gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid om in het openbaar belang de Ondernemingskamer (OK) te verzoeken een enquête te gelasten (art. 2:345 lid 2 BW), was dat in de Centric-affaire eindelijk weer eens het geval. Zie daarover mijn Snelrecht-column van 11 november 2022. Onlangs besliste de Hoge Raad in cassatie van een uitspraak van het Antilliaanse Gemeenschappelijk Hof van Justitie (hierna: Hof) waarin het OM van Sint-Maarten ook gebruik had gemaakt van zijn enquêtebevoegdheid om opening van zaken te krijgen bij het Havenbedrijf aldaar. Volgens het OM is het havenbedrijf voor zeker tien miljoen dollar benadeeld door allerlei vormen van corruptie in de top van de overheids-NV die de haven exploiteert. Het OM verzocht reeds in 2017 het Hof om niet alleen een onderzoeker te benoemen, maar ook om onmiddellijke voorzieningen te treffen, zoals de schorsing van de bestuursvoorzitter, de vervanging van commissarissen, de benoeming van een vertrouwenspersoon en het instellen van een klokkenluidersregeling. 

Na drieënhalf jaar oordeelde het Hof alsnog dat het verzoek van het OM moest worden afgewezen op grond van een belangenafweging. Het havenbedrijf had inmiddels zelf allerlei maatregelen getroffen en de voormalige bestuursvoorzitter was begin 2020 veroordeeld tot 46 maanden gevangenisstraf. Bovendien eisten orkaan Irma en de Covid-19 pandemie ook hun tol. De Hoge Raad laat deze uitspraak van het Hof in stand gegeven de discretionaire ruimte die het heeft bij toe- of afwijzing van een enquêteverzoek (ECLI:NL:HR:2022:1705). Daarbij staat het belang van de rechtspersoon of rechtspersonen tegen wie de enquête is gericht voorop. De afweging van “meer algemene belangen (…) leent zich veelal niet voor een gedetailleerde motivering”, aldus de Hoge Raad.

Ingevolge het concordantiebeginsel (art. 39 Statuut voor het Koninkrijk) wordt (ook) het burgerlijk recht en handelsrecht tussen Nederland en Sint-Maarten zoveel mogelijk overeenkomstig geregeld. De uitspraak van de Hoge Raad is dus ook van belang voor de positie van het Nederlandse OM bij het gebruik van het enquêterecht. Wie had gehoopt dat het OM zich in de toekomst zou opwerpen als behartiger van ESG-gerelateerde belangen door (onder meer) gebruikmaking van het enquêterecht zal door deze uitspraak teleurgesteld zijn. De Hoge Raad wil van geen bijzondere positie van het OM binnen de kring van enquêtebevoegden weten. Nochtans zijn er goede argumenten om bij afwijzing van een enquêteverzoek van het OM wel een grondige motivering te verlangen. Zie hiervoor mijn annotatie in aflevering 3 van het tijdschrift Ars Aequi van dit jaar.  

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Ook interessant:

Scroll naar boven