Achter de betaalmuur: juridische uitgevers kunnen open access niet omarmen

De meeste wetenschappelijke publicaties zijn beschikbaar voor iedereen. De juridische sector is een uitzondering: daar zitten veel wetenschappelijke artikelen en proefschriften nog achter een betaalmuur. Bibliotheken en uitgevers worstelen ermee: “Een advocaat die een paar tientjes krijgt voor een artikel, gaat natuurlijk niet de uitgever duizend euro betalen.”

Delen:

Open access
Foto: Pixabay

Het uitgangspunt bij juridische wetenschappelijke publicaties was in het verleden: de uitgever betaalt de auteur, en de lezer betaalt de uitgever in de vorm van abonnementsgeld. Maar sinds de eeuwwisseling is de druk op uitgevers en schrijvers steeds groter geworden om hun werk voor iedereen beschikbaar te stellen. Een keerpunt was in 2013 de stellingname van toenmalig staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker. Zijn uitgangspunt was: alle publicaties die geheel of gedeeltelijk zijn betaald met publiek geld, moeten voor iedereen bereikbaar zijn. Ofwel: open access. Een tweede mijlpaal was het amendement-Taverne, genoemd naar het VVD-Tweede Kamerlid Joost Taverne, dat de auteur meer rechten gaf.

In 2021 was 82 procent van alle wetenschappelijke publicaties van Nederlandse universiteiten gratis voor iedereen te lezen (gemeten in 2022). In de juridische sector is dat aantal echter veel lager. Want daar wordt 75 tot 90 procent van de artikelen geschreven door advocaten, notarissen, juridisch adviseurs en andere juristen uit de particuliere sector. En voor hen geldt het amendement-Taverne niet, zolang ze niet worden betaald met publiek geld. Veel van die artikelen zitten dus nog achter een betaalmuur, tot frustratie van juristen, wetenschappers en vooral bibliothecarissen.

Goud en groen

Artikel 25 fa van de Auteurswet luidt: “De maker van een kort werk van wetenschap waarvoor het onderzoek geheel of gedeeltelijk met Nederlandse publieke middelen is bekostigd, heeft het recht om dat werk, na verloop van een redelijke termijn na de eerste openbaarmaking ervan, om niet beschikbaar te stellen voor het publiek, mits de bron van de eerste openbaarmaking daarbij op duidelijke wijze wordt vermeld.”

Open access betekent echter niet altijd ‘volledig open’. Er zijn twee varianten: goud (het artikel komt direct open te staan) en groen (het artikel komt na een bepaalde periode – meestal een half jaar – voor iedereen beschikbaar). Daarmee is het businessmodel van de uitgeverijen deels gekanteld. Bij gouden open access betaalt de auteur de uitgever. Als de auteur werkt voor een universiteit, betaalt deze instelling de uitgever in de vorm van een consortiumcontract. Bij groen open access betaalt de abonnee.

Arjan Schalken (UKB)

Bij groen open access blijft het abonnementsmodel dus intact. Maar dat wil niet zeggen dat de abonnee altijd betaalt voor groen. “Het betekent in de meeste gevallen dat het artikel buiten het tijdschrift om in repository (de opslag) van de universiteit staat,” legt Arjan Schalken uit. Hij is programmamanager van UKB, een consortium van universiteiten, universitair medisch centra en de Koninklijke Bibliotheek. “Iemand kan het artikel daar gratis lezen. Het oorspronkelijke artikel op de website van de uitgever staat echter nog steeds achter de betaalmuur. Sommige uitgevers zetten zelf artikelen open na een bepaalde tijd. Dat doen ze niet op basis van het amendement-Taverne (want dat gaat om het recht van de maker), maar op basis van eigen beleid dat ze op elk moment weer kunnen wijzigen.”

Achter de betaalmuur

Op de vraag waarom iemand nog zou betalen voor een artikel als het gratis te lezen is in repository van de universiteit, antwoordt Schalken: “Er kunnen allerlei redenen zijn om toch de betaalde versie te kiezen als iets gratis is. Het kan natuurlijk zijn dat iemand alleen één artikel wil: dat is dan gratis in de repository. Maar een advocaat zal rond een dossier meerdere artikelen willen hebben inclusief discussies, en dat staat niet allemaal in de repository. Dan zal die advocaat toch de zoekfaciliteit van de uitgever willen raadplegen. In de praktijk blijkt: als een deel van de artikelen groen is, worden abonnement niet opgezegd.”

Maarten Bohlken (Praktizijns-Sociëteit)

Valt een artikel helemaal buiten de regels van open access, dan blijft het voor lange tijd achter de betaalmuur. Dat laatste is het geval bij veel juridische publicaties. “Het is voor uitgevers van juridische tijdschriften niet mogelijk om het open access model volledig te omarmen,” legt Maarten Bohlken van het juridisch kenniscentrum de Praktizijns-Sociëteit uit. “Want een advocaat die een paar tientjes krijgt voor een artikel, gaat natuurlijk niet de uitgever duizend euro betalen om het artikel te publiceren. Het is in de juridische wereld geaccepteerd dat je moet betalen om artikelen van niet-overheidsdienaren te lezen.”

Voor de gouden route hebben de universiteiten consortiumdeals gesloten met de grote uitgevers. “Als een auteur zich aanmeldt bij de uitgever, ziet deze dat de auteur werkzaam is bij universiteit X waarmee de uitgever een deal heeft,” legt Arjan Schalken uit. “De auteur hoeft dan niet te betalen voor publiceren van het artikel.”

Bij de groene variant is het uitgangspunt het recht van de auteur. “De uitgever hoeft dit niet te faciliteren,” zegt Schalken, “Natuurlijk zou het mooi zijn als uitgevers dat wel doen, maar de actie ligt bij de auteur. Universiteiten helpen auteurs bij hun recht om publicaties via de groene variant te delen. “

Breed beschikbaar

Maarten Bohlken heeft een iets andere interpretatie van ‘Taverne’. Hij zegt dat de uitgever verplicht is de auteur erop te wijzen dat het artikel na een half jaar wordt opengesteld, en dat gebeurt volgens Bohlken niet altijd. “De uitgever leunt vaak achterover,” meent hij. “Dat is jammer, want als de uitgever het artikel na een half jaar wel zou publiceren, komen er heel veel artikelen beschikbaar. Misschien vinden uitgevers dat te veel werk. Bovendien moet de uitgever dan de pdf’s beschikbaar houden op de eigen website.”

Bij het openstellen van een artikel in de repository van de universiteit geldt nu soms nog opt-in: de auteur moet de universiteit expliciet vragen om een publicatie namens de auteur te delen. Dat betekent administratief werk voor een onderzoeker. Het kan ook op een andere manier, via opt-out. Dat houdt in dat de universiteit het delen van publicaties namens de auteur regelt. “Sommige instituten handhaven nog opt-in, maar ze bewegen naar opt-out,” verklaart Schalken.

Hij zegt dat universiteiten wetenschappelijke werken breed beschikbaar willen  maken. “We doen het op een manier die de onderzoekers zo weinig mogelijk tijd kost. Als auteurs een artikel zelf moeten delen en soms zelf betalen voor open access, moeten ze snappen hoe het werkt. Dat willen we zo makkelijk mogelijk maken voor de wetenschappers, door dit centraal te organiseren. We doen dit niet alleen omdat het moet van de overheid. Bredere zichtbaarheid betekent ook meerwaarde voor de auteur en de universiteit.”

De auteur hoeft het artikel ook niet zelf in de repository van de universiteit op te slaan. “You share, we take care,” vat Schalken samen.

Closed access

Als er in een tijdschrift veel publicaties staan van niet-wetenschappers, is de kans op open access minder groot. “Dus een juridisch tijdschrift met veel publicaties van niet-wetenschappers zal niet zomaar open access zijn, maar eerder closed access,” legt Schalken uit. “Dat wil niet zeggen dat het voor dergelijke tijdschriften onmogelijk is om volledig open access te gaan, maar de uitgevers zullen op een andere manier naar hun businessmodel moeten kijken. Sommige doen dat. Andere zeggen dat ze niet naar open access kunnen overstappen.”

Maarten Bohlken heeft begrip voor het businessmodel van de uitgever. “Die moet het vaak hebben van de abonnementsgelden. Een half jaar is een goede window om een tijdschrift open te stellen. De actualiteitswaarde neemt daarna immers af.” Strikt formeel ligt de bal bij de auteur, zegt Bohlken. “Maar die realiseert zich niet dat hij een positie heeft. De bal ligt wat mij betreft daarom bij de uitgevers die de auteurs er actiever op moeten wijzen dat ze na een half jaar recht hebben open access.”

Bohlken noemt Boom Juridische Uitgevers een voorloper binnen de sector. Directeur Wirt Soetenhorst van de uitgeverij snapt dat wel. “Sinds een paar jaar zetten we het eerste artikel dat in een tijdschrift verschijnt in principe open, ook al is het niet met publieke middelen gefinancierd,” zegt Soetenhorst die niet alleen uitgever is, maar als wetenschapper ook is gepromoveerd op auteurscontractenrecht.

Flexibel

“We stellen ons flexibel op,” vervolgt Soetenhorst, “maar we hebben ook een verdienmodel nodig. We doen soms mee met groen open access, maar het is ook weer niet zo dat we alle artikelen na zes maanden openzetten en daarna wel zien waar het schip strandt. Het is een delicaat evenwicht.”

Wirt Soetenhorst (Boom Juridisch)

Hij wijst erop dat auteurs het belangrijk vinden dat ze veel gelezen en geciteerd worden, en dat dat moeilijk wordt achter een betaalmuur. “Aan de andere kant hebben we als uitgevers het verdienmodel dat is gebaseerd op licenties waarin we met advocatenkantoren afspraken maken over wat ze betalen voor het ecosysteem dat wij in stand houden. We zijn een juridisch-wetenschappelijke uitgeverij. Gespecialiseerde redactieleden beoordelen artikelen. Zo komt er toch een stempel van kwaliteit op. Dat is de toegevoegde waarde van wetenschappelijke uitgevers. Dankzij dat ecosysteem hebben advocaten goed toegang tot de content, die is gepeerreviewd, geredigeerd en opgemaakt.”

“De artikelen die zijn geschreven door wetenschappers worden na zes maanden beschikbaar gesteld voor de eigen repository,” zegt Soetenhorst. “Van advocaten krijgen we soms verzoeken of ze het artikel mogen plaatsen op hun LinkedIn-pagina, of op de website van het advocatenkantoor, vooral voor PR- doeleinden. Daar doen we niet moeilijk over, je moet meebewegen. Maar er moet ook begrip zijn voor de waarde die de uitgever toevoegt. Wij geven meer dan zestig tijdschriften uit, sommige met hoge marge, andere niet. Dat laatste doen we omdat we dat voor de samenleving belangrijk vinden.”

Meteen open

Het begrip waar Soetenhorst om vraagt is er soms wel en soms niet. “Bij gouden open access zetten we het artikel meteen open, en dat kost dan 950 euro of zo. De meeste auteurs snappen dat ons werk betaald moet worden. Maar er zijn ook mensen die stuiteren: ‘Jij vraagt mij een artikel te schrijven en dan moet ik er nog voor betalen ook.’ Dat geldt soms ook voor boeken. Pas geleden hebben we een boek over dertig jaar Nieuw BW gepubliceerd, dat 49 euro kost. Dan krijg je de reactie: ‘Mooi boek hoor, maar we moeten we er 49 euro voor betalen’. Dan denk ik: ’Ja het is al geen vetpot, we moeten wel ergens omzet halen’.”

Uitgever Wolters Kluwer reageert summier op vragen van Mr. “Het open access business model is vooral van toepassing op wetenschappelijke publicaties, gebaseerd op publiek gefinancierd onderzoek,” verklaart een woordvoerder van de uitgeverij. “Wolters Kluwer Legal & Regulatory is echter een vakuitgever en leverancier van informatieoplossingen voor de professionele juridische markt. Het overgrote deel van onze uitgaven is geschreven en gefinancierd door commerciële partijen. Voor het beperkte aantal publicaties waar wetenschappelijke artikelen in kunnen voorkomen, hanteren wij een groen open access beleid.”

Al met al is de situatie nog niet ideaal voor juristen. Wetenschappers kunnen meestal wel terecht in de universiteitsbibliotheek, maar advocatenkantoren hebben daar, als commerciële bedrijven, geen toegang toe. Die hebben ofwel een abonnement bij de uitgevers, ofwel ze betalen per artikel 5,30 euro als ze lid zijn van de Praktizijns-Sociëteit. Waarbij sociaal advocaten dankzij het project ‘Ondersteuning sociale advocatuur’ gratis kunnen meeliften doordat grote kantoren de artikelen vanuit een fonds betalen. “Uiteindelijk,” zegt Maarten Bohlken, “krijgen de advocaten zo’n artikel wel te pakken. Maar het mooiste zou zijn als alle oude artikelen meteen open zijn. Advocaten balen ervan dat ze nog steeds moeten betalen voor een artikel dat meer dan een jaar geleden is verschenen.” Bohlken krijgt hierover vaak klachten vanuit de advocatuur.

Geitenpaadje

Sommige kleinere advocatenkantoren hebben intussen een geitenpaadje gevonden om toch gebruik te maken van de universiteitsbibliotheken: dankzij student-stagiairs. Een ander initiatief waar de uitgevers niet blij mee zullen zijn komt vanuit de wetenschap. Uit onvrede over de hoge bedragen die ze moeten betalen voor de publicatie van hun artikelen hebben wetenschappers eigen tijdschriften opgericht, zo blijkt uit een artikel in de Volkskrant van 24 juni. Het gaat hier om verzet tegen natuurwetenschappelijke tijdschriften als Nature en Cell die respectievelijk 9750 en 9039 euro per artikel vragen. Nederlandse juristen hebben nog niet gekozen voor deze vorm van ‘wetenschappelijke guerrilla’.

Lees meer over:

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven