Hij heeft niet de brandende ambitie en is geen lid van een politieke partij. Maar als advocaat/hoogleraar Geert-Jan Knoops zou worden gevraagd een politieke rol te vervullen – lees minister van Veiligheid en Justitie – dan zegt hij geen nee. “Ik denk dat ik een bijdrage zou kunnen leveren aan de politiek en dan met name aan de ontwikkeling van het recht”, zegt hij in een interview met Mr. dat aanstaande vrijdag verschijnt.
“In zekere zin houd ik me professioneel al met politiek bezig”, antwoordt Geert-Jan Knoops op de vraag of hij geen politieke ambities heeft. De advocaat staat veel verdachten bij die terechtstaan voor internationale tribunalen als het Joegoslavië-tribunaal, het Ruanda-tribunaal en het Cambodja-tribunaal. Stuk voor stuk instituties van het internationaal recht die functioneren in een sterk politiek geladen context, zoals Knoops het ervaart. “Het internationaal strafrecht is een vakgebied dat met name balanceert op de grens tussen politiek en recht. Mijn leerstoel op de Universiteit van Amsterdam heet ook niet voor niets ‘politiek van het internationaal recht’. De hele discussie over een MH17-tribunaal is een politieke discussie en heeft weinig met recht te maken. Minister-president Rutte heeft, samen met Maleisië en Australië, een daad willen stellen door zo snel mogelijk een VN-tribunaal op te zetten, begrijpelijk, maar die politieke afweging had ik in dit geval anders laten uitvallen, qua timing althans. In dat opzicht denk ik soms al als een politicus.”
Toetsbare vervolgingsbeslissing
Knoops noemt het onontkoombaar dat het internationaal strafrecht een politieke dimensie heeft. “Dat is a fact of life en als aanklager moet je daar ook niet moeilijk doen. Zolang je dat maar motiveert. Bij veel bestaande internationale tribunalen ontkennen de aanklagers dat er politieke motieven aan hun vervolgingen ten grondslag liggen. Dat is niet realistisch. Een van de meest prangende voorbeelden daarvan vind ik, nog steeds, de vervolging van Charles Taylor bij het Sierra Leone-tribunaal. De Amerikaanse hoofdaanklager wilde naast Taylor nog twee andere Afrikaanse leiders doen vervolgen, maar is daarbij om politieke redenen tegengehouden. De Amerikanen hadden blijkens WikiLeaks-documenten belang bij een veroordeling van Charles Taylor, omdat ze anders bang waren voor destabilisering van de regio. Ik zeg niet dat de rechters zich door deze argumenten hebben laten leiden, maar dat er politieke argumenten ten grondslag kunnen liggen aan het vervolgingsbeleid, lijkt me zonneklaar.”
Knoops is dan ook van mening dat de argumentatie die ten grondslag ligt aan vervolgingsbeslissingen inzichtelijk en toetsbaar zou moetenzijn. “Als verdediging kunnen wij heel vaak niet aan de verdachte uitleggen waarom hij wel en een ander niet wordt vervolgd. Voor de legitimiteit van de vervolging zou dat beter geduid kunnen worden. Het internationaal strafrecht zou daarmee aan geloofwaardigheid winnen.”
Terrorismebestrijding
Niet alleen internationaal, maar ook nationaal zou het Openbaar Ministerie zijn vervolgingsbeslissingen beter kunnen en moeten toelichten, vindt Knoops. Daardoor zou misschien ook het alsmaar stijgend aantal artikel 12 procedures − waarin burgers de niet-vervolgingsbeslissing van het OM kunnen laten toetsen door het gerechtshof om alsnog vervolging af te dwingen − teruggedrongen kunnen worden. “Als het OM iets beter zou uitleggen waarom een bepaalde zaak wordt geseponeerd, zouden burgers zich er misschien makkelijker bij neerleggen. Het zou in elk geval goed zijn om inzicht te krijgen in de redenen van al dan niet vervolgen. Voor verdachten, maar ook voor de samenleving kan dat verhelderend zijn.”
De motivering van vervolgingsbeslissingen zou een van de maatregelen kunnen zijn die Knoops, ware hij minister, wellicht zou nemen. Hij noemt er nog twee: de wetgeving op het gebied van terrorismebestrijding en de toenemende aandacht voor het slachtoffer in het strafproces. Beide ontwikkelingen zijn maatschappelijk bezien te begrijpen, zegt hij, maar: “Ik zou behoudender willen zijn in de strafwetgeving. Het is afschuwelijk als je slachtoffer wordt van een misdrijf en een slachtoffer verdient zeker respect, maar de wetgeving die Opstelten en Teeven hebben geïnitieerd, gaat tegen de kern van het strafproces in, vind ik. Hetzelfde geldt voor de strijd tegen terrorisme. Het OM probeert jihadisme tegen te gaan door ook mensen te vervolgen die nog geen strafbaar feit hebben gepleegd, maar alleen in hun gedachten met de strijd bezig zijn. Daar is het strafrecht niet voor. Het strafrecht is de laatste jaren steeds meer verworden tot een middel om politiek te bedrijven, om een politieke agenda te realiseren. Daarom dijt het recht ook steeds maar uit, omdat politici de suggestie wekken dat met het recht in de hand alle problemen opgelost kunnen worden. Dat is niet zo. Politici zouden terughoudender moeten zijn met de beloften die zij doen. Als er een vrijspraak volgt op de aanklacht dat twee jongemannen er jihadistische denkbeelden op nahouden en naar Syrië willen afreizen, faalt niet meteen het hele systeem.”
Lees het gehele interview met Geert-Jan Knoops in het nieuwe nummer van Mr. dat vrijdag 4 september verschijnt.