Kritiek op trendrapport commerciële advocatuur

Delen:

Er bestaan twijfels over de kwaliteit van het vorige week gepubliceerde onderzoek over de relatie tussen bedrijfsjuristen en hun advocaten. De twijfels betreffen de samenstelling van de doelgroep en de tegenstrijdigheden daarover in het rapport, de deskundigheid van de onderzoekers en de vraagstelling zelf.

Het rapport, dat uitgevoerd is in opdracht van Eversheds Faasen, verscheen afgelopen donderdag en leidde tot flink wat publiciteit in onder meer het FD en de NRC. Leidend daarbij was het nieuws dat er flink verschil van mening bestaat over de te hanteren tarieven. Zo zouden bedrijfsjuristen een uurtarief van 357 euro redelijk vinden, terwijl advocatenkantoren minstens 514 willen berekenen.

Desgevraagd verklaart een aantal managing partners van grote kantoren dat er weliswaar regelmatig overleg is over tarieven, maar dat deskundigheid en overall dienstverlening voor de meest opdrachtgevers een veel belangrijker onderwerp is. “Natuurlijk praten we over tarieven, maar we komen er altijd uit,” aldus Dolf Segaar, managing partner van CMS. Segaar uit wel kritiek op de kwaliteit van het rapport: “Ik krijg nou niet de indruk dat het allemaal erg wetenschappelijk is aangepakt. Zo’n vraag wat je een redelijk uurtarief vindt, dat kan eigenlijk niet. Daar is geen serieus antwoord op te geven. En ik vind dat je als onderzoeker ook een verantwoordelijkheid hebt. Dit gaat over belangrijke maatschappelijk relevante issues. Dan denk ik ook dat je niet zo kort door de bocht moet gaan. En dat dit toch effect heeft zie je aan de publiciteit. Dan is het toch weer die advocaat met zijn hoge tarieven. En zo wordt er een conflict gesuggereerd tussen de general counsels en de advocaat. Terwijl dat er niet is.”

Klanten zijn tevreden

Kritiek is er vanuit de betrokken kantoren ook op de conclusie dat de managing partners het in meerderheid eens zouden zijn met de conclusie dat de ‘value for money’ van stagiaires lager is dan die van partners. Martijn Snoep, managing partner van De Brauw: “Dat heb ik in ieder geval niet gezegd. Het lijkt me ook een beetje raar dat je aangeeft dat je tariefstructuur eigenlijk niet deugt. Daar moet je dan direct iets aan doen lijkt me.” Ook de conclusie dat er een groot verschil van mening bestaat tussen advocaten en general counsels over het uurtarief wordt niet door Snoep gedeeld: “De tarieven komen in vrije onderhandeling tot stand. En ik krijg van cliënten geen signalen dat ze ontevreden zijn over de afgesproken tarieven. Uiteindelijk gaat het ook niet alleen om het uurtarief. Het gaat om het totaalpakket aan diensten tegen het tarief maal het aantal uren of tegen een fixed fee. En daar moet de cliënt tevreden over zijn.”

Arnold Croiset van Uchelen, senior partner van Allen & Overy, over het onderzoek: “Wij hebben niet meegedaan aan dit onderzoek. Voornamelijk omdat we de indruk hebben dat deze discussie over zeer uiteenlopende marktsegmenten gaat. Wij hebben zeer regelmatig contact met onze cliënten over de onderwerpen uit het rapport. En uiteraard gaat dat soms ook over tarieven. Het beeld dat er zo’n groot verschil in perceptie bestaat tussen wat advocaten en cliënten een redelijk uurtarief vinden is niet in overeenstemming met onze ervaring. “

Niet verrast

Han Kooy, voorzitter van het Nederlands Genoorschap voor Bedrijfsjuristen (NGB) toont zich niet verrast over de uitkomsten van het onderzoek: “Het bevestigt mijn indruk dat er steeds meer wordt onderhandeld tussen cliënt en opdrachtgever over de hoogte van de tarieven. Bedrijven kijken naar alle opties om te besparen en de juridische dienstverlening is daar niet van uitgesloten. Ook het feit dat bedrijven steeds meer gaan ‘shoppen’ als het gaat om laag complex juridisch werk is een fenomeen dat we steeds meer zien. Wat dat betreft bevat het rapport een aardige onderbouwing van die constateringen.”

De onderzoeksverantwoording van het rapport is op z’n minst warrig te noemen. In eerste instantie wordt gesproken over een populatie van 13 managing partners van kantoren die ofwel onderdeel zijn van een internationaal partnership en/of meer dan 100 fee-earners hebben. In de bijlage is echter het begrip fee-earner verdwenen en wordt gesproken over advocaten.

Verwarring

Eenzelfde begripsverwarring bestaat bij de doelgroep van de general counsels. In de onderzoeksverantwoording voorin het rapport gaat het om een doelgroep van ‘grote bedrijven’, dat wil zeggen beursgenoteerd en/of in meerdere landen actief. De onderzoeksverantwoording achterin spreekt over ‘met name grote beursgenoteerde internationale ondernemingen met een in Nederland gevestigd hoofdkantoor. Onduidelijk is hoe de onderzoekers aan de hand van de laatste omschrijving aan 75 general counsels hebben kunnen komen, gezien het feit dat er in Nederland zo’n 65 beursgenoteerde ondernemingen zijn waarvan er een deel noch als groot noch als internationaal valt te omschrijven.

Ook het begrip grote advocatenkantoren heeft geleid tot een wel heel diverse populatie. Zo vallen binnen de doelgroep (als we tellen op basis van fee-earners) enerzijds advocatenkantoren als Holland van Gijzen en Nysingh en anderzijds een kantoor als De Brauw en een internationaal kantoor als Allen & Overy. De eerste groep kantoren rekent in partneruurtarieven die niet veel hoger dan 250 euro komen. Bij de tweede groep begint het rond de 500 euro, terwijl het uurtarief van een complex specialistisch advies (waar het in het onderzoek over gaat) oploopt naar 800 euro. Tussen die twee tariefsoorten een middeling maken lijkt een klassiek voorbeeld van appels vergelijken met peren.

Daar komt bij dat de groep van zogenoemde grote bedrijven die onderwerp van dit onderzoek vormt, over het algemeen geen zaken doet met de kantoren die de genoemde lage tarieven hanteren, behalve dan als het gaat om niet gespecialiseerde laag-kwalitatieve zaken. Met andere woorden: het beeld ontstaat dat er weliswaar twee verschillende doelgroepen over elkaar zijn geïnterviewd, maar dat vrijwel nergens overtuigend wordt aangetoond dat de advocatenkantoren die zijn ondervraagd ook daadwerkelijk de opdrachtnemers zijn van de general counsels die zijn geïnterviewd en vice versa.

Onderzoeksmethoden

Overigens worden er – naast de hierboven genoemde twijfels – ook vraagtekens geplaatst bij de verdere onderzoeksmethoden en de gekwalificeerdheid van de personen die het onderzoek uitvoerden. Naast Boer & Croon (organisatie-advies) zijn de ‘juridische bemenser’ Baskerville en Ebbinge betrokken, beide bedrijven die hun sporen hebben verdiend in werving, selectie en detachering, maar niet bekend staan als onderzoeksinstellingen. Ook de gehanteerde onderzoeksmethode van de rondetafelconferentie staat binnen de wereld van het onderzoek niet als betrouwbaar bekend: “Leuk als instrument voor een informele gedachtenwisseling, maar vanwege de altijd optredende groepsprocessen ongeschikt als serieus meetinstrument, zo zeggen bronnen uit de onderzoekswereld. Uit het rapport blijkt niet wat de toegevoegde waarde is geweest van de individuele gesprekken die op de rondetafels zijn gevolgd. Ook een vragenlijst mist als bijlage van het onderzoek. Tenslotte staat ook de Nyenrode Business Universiteit op het omslag, onduidelijk is hun betrokkenheid..

Reactie Krans

Desgevraagd verklaart Adriaan Krans (Boer & Croon), verantwoordelijk voor het onderzoek, dat het gaat om een trendrapport en niet om een wetenschappelijk onderzoek. “De betrokkenheid van Nyenrode komt tot uiting in een aantal gesprekken dat ik heb gevoerd met professor Frank Kwakman. Je moet het zien in de sfeer van sparren”. Ook benadrukt Krans dat aan de door de general counsels genoemde uurtarieven ook niet al te zwaar moet worden getild, omdat hier altijd een zekere mate van wenselijkheid in zit. Krans: “In ons rapport hebben we dit gegeven ook niet naar voren gehaald als heel belangrijk. Dat kranten dat puntje eruit pikken is een ander verhaal. Daar kunnen wij niet zo veel aan doen.”

Krans erkent dat er een fout is gemaakt met de verwarring tussen fee-earners en advocaten. Hij houdt echter staande dat het wel degelijk gaat om een representatieve groep van general counsels van grote bedrijven. Uit zijn nadere toelichting blijkt dat het hier echter ook kan gaan om regionale kantoren van in het buitenland genoteerde bedrijven. Uit de verantwoording blijkt dat om tot de doelgroep van zogenoemde grote bedrijven te kunnen behoren een bedrijf aan een van de volgende twee criteria moet voldoen: beursgenoteerd en/of in meerdere landen actief. Duidelijk is dat dit ook bij de doelgroep grote bedrijven kan leiden tot het op één hoop gooien van appels en peren (bijvoorbeeld Akzo en Ajax).

Reactie onderzoekers op artikel ‘Kritiek op trendrapport commerciële advocatuur’

Graag reageren wij, ook namens onze partners Baskerville, Nyenrode en onze opdrachtgever Eversheds Faasen, op het artikel ‘Kritiek op trendrapport commerciële advocatuur’ in Mr. online.

Wij herkennen ons niet in de kritiek. Het onderzoek is degelijk verricht en de rapportage is stabiel. De vragen en suggesties in het artikel zijn eenvoudig te verhelderen; helaas is daar vooraf geen goede gelegenheid toe geboden, dus hierbij geven wij gaarne alsnog een korte puntsgewijze toelichting.

Trendstudie

  • Zoals de titel van het rapport ook aangeeft is het geen wetenschappelijk onderzoek, maar een trendstudie.
  • In onze hoofdconclusies (blz. 8 en 9 van het rapport) wijzen wij dan ook op trends, en niet op de verder in het rapport beschreven indicatoren die ter ondersteuning van die trends gelden.
  • Eén van die trends is prijsdruk, die wij in onze conclusies dan ook niet specifieker benoemen dan dat de prijzen naar verwachting van de markt stabiel blijven, dat alternatieve prijsarrangementen een stabiele factor zijn geworden en dat de perceptie van een redelijk tarief uiteenloopt.
  • De ondersteunende uitkomst van met name de laatste trend (de vraag ‘wat is een redelijk partner uurtarief voor complex, specialistisch advies’) is in ons rapport omgeven met de nodige caveats (blz. 32) waarbij wij stellen dat voorzichtigheid geboden is bij het trekken van conclusies, door bijvoorbeeld
    1. De mogelijkheid van wenselijke of sturende van antwoorden
    2. Het uurtarief is p, terwijl de werkelijke kosten p*q zijn
    3. De perceptie van redelijke uurtarieven zegt nog niets over de werkelijk in de markt gehanteerde tarieven
    4. Interpretatieverschil blijft mogelijk.

Onderzoeksverantwoording

  • Voor de doelgroep ‘grote bedrijven’ hebben wij dezelfde criteria gehanteerd als twee jaar geleden: beursgenoteerd en/of in meerdere landen actief. In de bijlage wordt dit nader omschreven als ‘met name grote beursgenoteerde internationale ondernemingen met een in Nederland gevestigd hoofdkantoor’. Het artikel suggereert: er zijn helemaal niet zoveel beursgenoteerde bedrijven in Nederland, dus dat kan niet kloppen. Dit gaat voorbij aan het feit dat ondernemingen ook in het buitenland genoteerd kunnen zijn, wat voor een deel van de deelnemende bedrijven geldt, met bijvoorbeeld een Europees / EMEA hoofdkantoor in Nederland.
  • Het artikel geeft aan dat de resultaten van gesprekken niet traceerbaar zijn. Dat klopt. Bedoeling is trends te signaleren, hetgeen door middel van het online onderzoek onder general counsels heeft plaatsgevonden, welke trends vervolgens zijn getoetst in rondetafel gesprekken met 75 counsels en in individuele gesprekken met 65 counsels. Dit is gebeurd aan de hand van de vragen en stellingen die alle reeds zijn opgenomen in het rapport. Wij zagen dan ook geen noodzaak deze vragen apart op te nemen in het rapport.
  • Wij onderschrijven dat de begrippen ‘fee earners’ en ‘advocaten’ in de onderzoeksverantwoording door elkaar zijn gebruikt. Dit doet niet af aan de conclusie dat alle deelnemende kantoren voldoen aan het criterium tenminste 100 advocaten in dienst en/of onderdeel van een internationale partnership/exclusief internationaal samenwerkingsverband. Alle voldoen daaraan zowel als het gaat om aantal fee earners als om aantal advocaten.

Rollen betrokkenen

  • In het artikel staat dat Ebbinge betrokken is geweest als onderzoeker; dit is niet het geval. Ebbinge is mede-organisator van de ronde tafel sessies geweest.
  • De rol van Nyenrode (samenwerkingspartner) was drieledig:
    1. Informatie verstrekken over andere sectoren, ter vergelijking van trends
    2. Overleg over vraagstelling
    3. Verzorgen van de inleiding door prof. Frank Kwakman, die overigens de conclusies onderschrijft en herkenbaar acht voor een grotere groep professionele dienstverleners.

Graag waren wij in de gelegenheid gesteld om vooraf op het integrale artikel te reageren.

Adriaan Krans, Boer & Croon, mede namens Baskerville, Nyenrode en Eversheds Faasen

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven