Dit beviel de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden geenszins naarmate hun internationale machtspositie begon toe te nemen. En in 1603 namen zij een controversieel besluit. Een Portugees schip gelegen in De Oost werd door admiraal Jacob van Heemskerk in beslag genomen en vracht buitgemaakt die en passant miljoenen waard was.
De vrije zee
Deze actie stuitte zelfs in Nederland op ongenoegen van bepaalde inwoners. Zodoende had Nederland een rechtvaardiging nodig voor hun daad. De Vereenigde Oostindische Compagnie richtte zich hiervoor tot de rechtsgeleerde Hugo de Groot, die vervolgens diens ‘Mare Liberum‘ (de vrije zee) publiceerde in 1609. Een verhandeling die onder andere het beslag op het Portugese schip rechtvaardigde, alsook de morele basis vormde voor de Nederlandse hegemonie op zee.
Een aantal van de argumenten die in de verhandeling voorkwamen, waren het feit dat de zee en lucht niet door een land bezet konden worden en zodoende geen eigendom van een land konden zijn. Het alleenrecht van de Spanjaarden en Portugezen was dus onrechtmatig en zou een nadeel vormen voor de internationale handel als de zeeën eigendom waren van bepaalde landen. Dat deze argumenten het alleenrecht weerlegde, bleek succesvol. Maar het was evenwel geen obstakel voor Nederland om andere landen met hun handelsmonopolie uit te sluiten van handel binnen Oost-Indië.
‘Mare Clausum’
Dit principe van vrije handel ging het internationale beleid van Nederland domineren. Het zou de basis vormen voor het hedendaagse zeerecht, maar niet zonder de benodigde frustratie en concurrentie van bepaalde landen. Hoewel Nederland na De Groots verhandeling samen met Engeland de zeeën zou domineren en de nieuwe wereld zou koloniseren, bleek dit niet bepaald een ‘partnership’.
Engeland was namelijk van mening dat de zee wel degelijk het bezit kon zijn van een land. En op hun beurt verzochten zij een rechtsgeleerde, te kennen William Welwod, om het Mare Liberum van Hugo de Groot te weerleggen. In 1613 en 1615 publiceerde hij werken die hierin moesten voorzien. Hiermee ontstond een polemiek tussen De Groot, Welwod en later ook de Engelse John Selden met diens in 1635 gepubliceerde ‘Mare Clausum’, ofwel de gesloten zee, tot gevolg.
Protectionisme
De werken van Welwod en Selden vormden de basis voor de protectionistische Engelse scheepvaartwetgeving, waarbij niet-Engelse schepen verboden werden Engelse gebieden te betreden. De strijd tussen ‘Dominio Maris’ en Mare Liberum escaleerde en resulteerde halverwege de 17e eeuw in de Eerste en Tweede Nederlands-Engelse oorlog. Na deze oorlogen werd het vrije gebruik van de zee internationaal geaccepteerd en werd het gebruikelijk een strook langs de kust van een land als eigendom van dat land te beschouwen; doorgaans drie zeemijlen van de kust. Na de Eerste Wereldoorlog werd het principe van Mare Liberum door de Amerikaanse president Woodrow Wilson bevestigd in diens Veertien Punten. Dit had op internationale schaal echter geen grote invloed, daar veel landen tijdens het interbellum hun territoriale wateren wilden verruimen.
In de jaren 60 gebruikten nog slecht 25 landen de oorspronkelijke grens van drie zeemijlen, waarbij sommige landen hadden de grens zelfs hadden verruimd naar 200 mijl. In 1994 bleek de oorspronkelijke conventie hersteld door het VN-zeerechtverdrag en werd de grens op twaalf mijl gesteld.