De Provinciale Staten zijn niet de spannendste onderdelen van ons plaatselijk openbaar bestuur. Van gezaghebbende zijden wordt zelfs hun afschaffing bepleit. Toch boden de laatste verkiezingen voor deze organen aanleiding tot verontrustende vergezichten op het verval van de westerse beschaving – of wat daarvoor nog doorgaat.
Wat die te maken hebben met de besturen van onze provinciën werd minder duidelijk. Of verdwijnen die vanzelf als zij worden meegesleept in die vermeende ondergang van onze cultuur? Het ging om de gekozen bemensing van openbare lichamen, maar al snel ging meer aandacht uit naar symbolisering van culturele ondergang door het verval van het menselijk lichaam. Stervende planten verbeeldden beschavingen in doodsstrijd – kennelijk tenzij de nieuwe beweging aan de macht komt, want dan wordt de boreale (?) cultuur toch nog van vreemde smetten gered. Waarop dergelijke vergelijkingen berusten werd verder niet uitgelegd. (Dat zou ook helemaal niet kunnen.)
Zo’n hopeloze beweging bevestigt zichzelf, voor zover dit ‘borealisme’ representatief is voor onze samenleving en cultuur. Daar heeft het gelukkig nog lang niet de schijn van, net zo min als nu al kan worden geweten hoe het ooit afloopt met onze beschaving – of niet.
Hegel had dit al feilloos door: de uil Minerva neemt eerst in de avondstond haar vlucht. Min of meer gevangen als de mens is in het heden kan zij hooguit enigszins terugzien naar het verleden, dat geen definitieve geschiedenis is maar mee verandert met het heden. Hegel had nog geen weet van menselijke invloeden op het klimaat, maar ook hij zou een onderscheid hebben gemaakt tussen de wetenschap van min of meer betrouwbare deelvoorspellingen (van aandoeningen, aardverschuivingen, vulkaanuitbarstingen, uitputting van natuurlijke hulpbronnen, klimaatverandering door de mens en nog veel meer) en de irrationele heimwee van pessimistische en nogal eens totalitaire toekomstvisies vanuit een verleden dat nooit heeft bestaan.
Hegels gelijk over de onmogelijkheid van futurologie is allang empirisch bevestigd. Wie had tijdig voorspeld dat een handjevol Spanjaarden binnen de kortste keren een Mexicaans wereldrijk zouden onderwerpen en vernietigen? Of dat de Nederlandse opstandelingen tegen het laat 16de-eeuwse Spanje ook maar een schijn van kans zouden maken? Of dat in 1914 een wereldoorlog zou beginnen? Of dat de Sovjet-Unie zo snel zou verdwijnen? Zo is er meer (lees eindelijk eens Stefan Zweigs Die Welt von Gestern, overigens ook over gevaren van nostalgie).
Maar dergelijke wijsheid trekt weinig stemmen en dus werd het verhaal van de uil door de nieuwe ziener moeiteloos omgedraaid, voor een groter maar daarom nog lang niet wijzer gehoor. Uit de hoogte wist hij als geen ander dat onze beschaving is gedoemd, tenzij de leiding eindelijk wordt overgelaten aan hemzelf.
Maar hoe gaat het ons eigenlijk? Naar nogal wat maatstaven beter dan ooit. Waarom slaat het verhaal van die sprookjesfiguur dan zo aan? Ook hierover heeft Hegel iets te vertellen: als eenmaal iets goeds is bereikt gaat dat dermate vanzelf spreken dat alleen vermeende (soms zelfs echte) ongemakken en misstanden nog opvallen en dus politiek worden uitgebuit. Dit is negatieve dialectiek. De geschiedenis heeft de destructieve gevolgen er van goed genoeg laten zien. Het zou zo weer kunnen gebeuren, hoe onvoorspelbaar de toekomst ook is. Zo is de nieuwe leider eigenlijk een tovenaarsleerling, die oproept wat hij beweert te bezweren.
Wat drijft eigenlijk de blinden in dit nieuwe noorderlicht? Eigenlijk zijn de massapsychopathieën van borealisme, moslim-fundamentalisme en andere radicale bewegingen niet wezenlijk verschillend – hoezeer of juist omdat zij elkaar naar het leven staan. Minderwaardigheidscomplexen, ressentimenten, escapismen, innerlijke leegten en andere psychopathieën worden geprojecteerd op anderen en op de buitenwereld in het algemeen. Dromen van samenlevingen die nooit hebben bestaan en er nooit zullen komen zijn drijvende krachten achter kruistochten tegen wat ook in de weg staat aan ‘het eigene’. Nieuw is het allemaal niet, deze ontlening van de schijn van persoonlijke identiteit en valse saamhorigheid aan dromen van heilstaten bevrijd van vreemde smetten, maar daarom nog niet zonder meer geruststellend.
Wie de schuld bij anderen zoekt vergeet zijn eigen verantwoordelijkheid of eigenlijk zichzelf. Zo mag van een politieke partij enige bijdrage aan het landsbestuur worden verwacht, al was het maar in woorden zolang van deelname aan enige regering nog geen sprake kan zijn. Van boreale zijde is daarvan tot nu toe weinig gebleken. Wie meedoet kan leren wat werkelijk belangrijk is in het openbaar bestuur en dat ‘de stem van het volk’ daarvan nogal eens afwijkt. Dit is geen pleidooi tegen democratie, wél voor politieke, bestuurlijke en persoonlijke verantwoordelijkheidszin.
Met (on)heilsvisioenen zonder goede werken komen wij niet verder. Wie echt iets wil doen voor onze (?) cultuur moet minder grote woorden over anderen gebruiken en er zelf meer aan bijdragen, anders rest niets anders dan schijnheiligheid. Dit gaat verder dan het landsbestuur. Onze beschaving wordt gedragen door zoveel mensen die betaald en onbetaald hun best doen, voor de meest uiteenlopende goede doelen. Die worden niet gedreven door naargeestige visioenen van ondergangen en eeuwige paradijzen, maar door de wil iets te doen in het hier en nu en voor de tastbare toekomst.
Wie zich zorgen maakt over onze beschaving moet zelf aan de slag gaan. Dit is een beter recept tegen cultuurpessimisme dan de schijnheiligheid van grote woorden zonder daadwerkelijke bijdragen. Doe iets wat zin heeft, hoor ergens bij, dat geeft het leven zin. “Wat je doet met een ander doe je met jezelf”: dit het beginsel van goede werken, net zo goed als geldt het ten ongunste van mensen met grote woorden tegen anderen.
Wat hebben juristen hieraan? Ook juristen zijn (uiteindelijk) mensen. “De wereld is wat zij is; voor hen die niets zijn, die niets van zichzelf weten te maken, is er geen plaats.” Zoek op, en begin.