Bemiddeling tussen verdachte en slachtoffer van een strafbaar feit wordt steeds vaker gebruikt bij conflictoplossing in het strafrecht. Wat wordt besproken tijdens een bemiddeling is vertrouwelijk en het belang daarvan wordt door alle partijen onderkend. Toch pleit Renske van Schijndel in haar proefschrift er voor om uitzonderingen op deze vertrouwelijkheid te maken en deze wettelijk vast te leggen. Want geheimhouden van informatie kan in sommige gevallen nadelige gevolgen hebben voor bijvoorbeeld het slachtoffer. Het gebruik van bemiddeling binnen strafrechtelijke kaders (mediation) is de afgelopen jaren toegenomen. Mediation biedt slachtoffers de mogelijkheid hun verhaal te doen, vaak rechtstreeks tegenover de verdachte. Door de toename is er een aantal minimumvereisten en codes vastgelegd voor strafrechtelijke bemiddeling door de Raad van Europa en de Verenigde Naties. Verdachte en slachtoffer nemen deel op vrijwillige basis en hebben het recht voorafgaand aan de bemiddeling te worden geïnformeerd. Voordat de bemiddeling start, moet er overeenstemming bestaan over de basale feiten van het gepleegde delict. De gehele inhoud van de bemiddeling is aan vertrouwelijkheid onderhevig en niet openbaar, zolang de verdachte en het slachtoffer dat wensen.
Als de strafrechtelijke bemiddeling niet tot een overeenkomst leidt, kan deze worden gevolgd door een strafprocedure of een civiele procedure (die vaak draait om een eis tot schadevergoeding). Van Schijndel onderzocht een aantal situaties waarin het uitgangspunt van vertrouwelijkheid kan leiden tot negatieve gevolgen, met name voor het slachtoffer. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen wanneer de verdachte een nieuw strafbaar feit pleegt of een bekentenis aflegt tijdens de bemiddeling, of als de verdachte de bemiddelingsovereenkomst opzettelijk niet nakomt.
Het geheimhouden van deze informatie kan strijd opleveren met de uitgangspunten van bemiddeling (dat de verdachte het slachtoffer respecteert en zich inzet om een overeenkomst te bereiken). De bemiddelingsdeelnemers zouden zulke informatie onder bepaalde omstandigheden openbaar moeten kunnen maken. Van Schijndel stelt voor deze uitzonderingen vast te leggen in wetgeving.