In het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand krijgen rechtsbijstandverleners – advocaten, mediators en bijzonder curatoren – een vergoeding op basis van een forfaitair systeem. Wordt de zaak daadwerkelijk gedeclareerd, dan geldt het tarief per forfaitair punt (het ‘punttarief’) dat van toepassing was op het moment dat die toevoeging werd afgegeven. Gebeurt dat in hetzelfde jaar, dan is er niets aan de hand. Maar als er jaren overheen gaan voordat een zaak is afgerond, dan kunnen rechtsbijstandverleners een lagere vergoeding per punt ontvangen dan de vergoeding die geldt op het moment dat de zaak wordt afgerond. Deze werkwijze pakt dan nadelig voor hen uit, schrijft Weerwind in een brief aan de Tweede Kamer.
Te laag tarief
Uit cijfers blijkt dat dit in 56 procent van de toevoegingen niet speelt: deze zijn gedeclareerd en vastgesteld in het jaar dat ze zijn afgegeven, waarvoor dus een en hetzelfde tarief geldt. Maar in 44 procent van de gevallen zijn de toevoegingen ná het jaar van afgifte gedeclareerd, waarbij het punttarief lager is dan het actuele punttarief. In 4 procent van de gevallen is de toevoeging afgegeven in 2018 of nog daarvoor. Deze sociaal advocaten krijgen dan niet de vergoeding die hoort bij het jaar van declareren, maar het tarief dat gold toen de toevoeging werd afgegeven. Door de jaarlijkse indexering krijgen ze dus het oudere, lagere tarief. Kamerlid Joost Sneller (D66) diende hierover een motie in, die werd aangenomen. Met zijn aangekondigde onderzoek reageert de minister op die motie.
Perverse prikkels
De minister gaat nu onderzoeken of sociaal advocaten voortaan het ‘actuele’ tarief kunnen krijgen, en of de begrotingssystematiek van J&V moet worden aangepast. Daarbij moet hij rekening houden met mogelijke perverse prikkels: hoe later een advocaat declareert – en dat kan tot vijf jaar na afronding van de zaak – hoe hoger het tarief zal zijn. Wordt steeds het actuele tarief gehanteerd, dan kan dit ertoe leiden dat sociaal advocaten zo laat mogelijk declareren. Ze kunnen ook een zaak proberen te rekken, maar de minister denkt niet dat advocaten die strategie zullen volgen.
Inkomen van rijksambtenaar
Een nadeel van het actuele tarief is dat goed moet worden bijgehouden wat in welk jaar gebeurt, en dat brengt grote uitvoeringsproblemen en een complexe administratie met zich mee. De voorgestelde maatregel gaat volgens de minister ongeveer 12 miljoen euro per jaar kosten. Het streven is dat een sociaal advocaat die per jaar 1.200 forfaitaire punten haalt, evenveel verdient als een rijksambtenaar in schaal 12, trede 10: een netto maandinkomen van € 6.320.
‘Teleurstellend’
De Nederlandse orde van advocaten (NOvA) vindt het teleurstellend dat de minister nu geen stappen zet om de vergoedingen mee te laten bewegen met de steeds wijzigende werkzaamheden van sociaal advocaten. De NOvA wil voorkomen dat elk jaar opnieuw ad hoc financiering moet worden gezocht en dringt aan op een structurele verbetering.