Boogaard: “Na aangifte tegen het lek uit de Commissie Stiekem deponeerde het Openbaar Ministerie het onderzoek gewoon weer bij het Presidium van de Tweede Kamer. Reden? Het leek alsof er uit de Commissie Stiekem was gelekt. Hoewel dat nu juist de inhoud van de aangifte betrof, meenden de officieren dat ze bij nader inzien niet bevoegd waren om onderzoek te doen. Dat is opvallend, omdat niet zo lang geleden wel onderzoek werd gedaan naar het lekken van de naam van de kandidaat-ombudsman. Terwijl daar nota bene een verdacht Kamerlid bekend was: Linda Voortman van GroenLinks.”
Boogaard verwijst naar artikel 119 van de Grondwet dat een forum privilegiatum bevat en een vervolgingsmonopolie voor ambtsmisdrijven van hoge politieke ambtsdragers. “Noch het artikel, noch de geschiedenis van de laatste grondwetsherziening, noch de doctrine laten zich uit over de opsporing ervan. Staatsrechtelijk is het voorstelbaar om te betogen dat het Openbaar Ministerie niet bevoegd is om onderzoek te doen naar zaken waar de Tweede Kamer zelf ook onderzoek naar kan doen. Heel overtuigend is dat argument niet. Maar bovenal is er geen goede reden om de regeling zo ruim te interpreteren. Zeker niet als het initiatief voor de opsporing van het ambtsmisdrijf juist door de Kamer is genomen.”
De Commissie-Schouten stelde in januari vast dat er geen schuldige is aan te wijzen voor het lek uit de Commissie Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.