Onderwijs- en privacywetten zijn soms met elkaar in conflict, willekeur dreigt

Mbo-instellingen mogen alleen persoonsgegevens van studenten verwerken als ze daarbij rekening houden met onderwijs- én privacywetgeving. Maar die wetten zijn soms met elkaar in conflict, blijkt uit het promotieonderzoek van Maud van Erp.

Delen:

Onderwijs- en privacywetten zijn soms met elkaar in conflict, willekeur dreigt - Mr. online
Foto: Depositphotos

Neem de 16- of 17-jarige mbo’er die een paar dagen ziek thuis zit en daardoor lessen mist. De Leerplichtwet stelt dat die student moet zeggen wat hem mankeert om niet te worden vervolgd door de leerplichtambtenaar. Maar het registreren van de aard van de ziekte is in het mbo in zo’n geval in strijd met de privacywet. Als een werknemer kort ziek is, dan behoort de werkgever niet te vragen naar wat er aan de hand is. Dat zou ook moeten gelden bij een onderwijsinstelling, vindt Maud van Erp.

Toegankelijkheid van het onderwijs

In haar proefschrift onderzoekt Van Erp of de wet- en regelgeving van het middelbaar beroepsonderwijs in overeenstemming is met de Wet bescherming persoonsgegevens en met de AVG. Concreet ging zij na onder welke voorwaarden de bekostigde mbo-instelling de privacy van de (zieke) leerplichtige student mag beperken. Zo mogen het studiekeuzeadvies en intake-gegevens bij de toelating niet worden gevraagd: dan zou de toegankelijkheid van het onderwijs in gevaar komen. Dat geldt ook voor de verwerking van gegevens over het bindend studieadvies en het gegeven of iemand een langstudeerder is – daarvoor ontbreekt een wettelijke grondslag. Zelfs de nationaliteit van de student mag niet worden verwerkt (want dan wordt niet voldaan aan de doeleinden die de AVG aan de verwerking stelt), ook al is dit op grond van onderwijsrecht verplicht. Tot slot mag informatie over de voorafgaande school en gevolgde stages en werk niet van de student worden gevraagd, terwijl dat in de praktijk vermoedelijk wel gebeurt en daaraan behoefte lijkt te zijn.

Ziekteverzuimregistratie

Gezondheidsgegevens van de student worden al snel als bijzonder aangemerkt en kunnen daardoor rekenen op een verhoogd beschermingsregime onder de AVG. Scholen mogen gezondheidsgegevens verwerken voor zover dat met het oog op de speciale begeleiding of het treffen van bijzondere voorzieningen in verband met de gezondheidstoestand van de student noodzakelijk is. Van Erp ontdekte dat bij de verzuimregistratie uit de Leerplichtwet bijzondere persoonsgegevens worden verwerkt, omdat ook de aard van de ziekte moet worden geregistreerd. Dat is echter niet AVG-proof: deze ziekteverzuimregistratie is bedoeld voor controle en sanctionering van spijbelen. Van Erp vindt het ook ‘twijfelachtig’ of het vernemen van de aard van de ziekte binnen twee dagen na het ontstaan daarvan wel noodzakelijk is. Pas bij langdurig verzuim kan die aard soms bijdragen aan de begeleiding en re-integratie van de student. Ook is de controle van het ziekteverzuim formeel geen taak van de onderwijsinstelling.

Fragmentarisch

Uit Van Erps onderzoek blijkt dat de student in zijn onderwijscarrière diverse inperkingen van zijn privacy moet dulden. Zij noemt de onderwijswetgeving ‘fragmentarisch’, wat ertoe leidt dat de instelling de gronden om een student te weigeren voor een opleiding niet kan effectueren omdat de daarvoor benodigde gegevens ontbreken. Ook bij de intake gaat het mis: de instelling mag wel ‘roddelen’ over de student met de voorgaande school, maar mag de student niet zelf naar bepaalde kwalitatieve gegevens vragen.

Willekeur

Uit Van Erps onderzoek blijkt dat wetgeving op verschillende punten onduidelijk is. Dat kan leiden tot willekeur: gegevens worden mogelijk in de ene stad anders verwerkt dan elders. Verder noemt zij de regelgeving (te) ingewikkeld. “Verouderde onderwijswetten moeten eens kritisch tegen het licht worden gehouden, in relatie tot de strenge privacywet.” Van Erp ontwikkelde een stappenplan voor mbo-instellingen om ze te helpen te beoordelen wanneer ze gegevens mogen registreren en delen.

Strijdig met privacywetgeving

Van Erp laat zien dat onderwijsinstellingen niet ‘rücksichtslos’ mogen vertrouwen op een onderwijswettelijke plicht. Wettelijke plichten, bijvoorbeeld uit het Burgerlijk Wetboek of onderwijswetgeving, moeten óók in lijn zijn met de AVG. “Daar waar dat niet het geval is, moet een afweging plaatsvinden die ertoe kan leiden dat een wettelijke onderwijsplicht niet wordt uitgevoerd, omdat die strijdig is met privacywetgeving.”

Maud van Erp (1986) promoveerde 8 april aan de Vrije Universiteit op het proefschrift Een privacyrechtelijk perspectief op de (zieke) mbo-student. Zij studeerde in 2008 af in Tilburg, werkte zes jaar als advocaat en acht jaar als bedrijfsjurist. Tegenwoordig is zij als juridisch adviseur en secretaris werkzaam vanuit haar eigen onderneming.

Lees meer over:

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven