Recent ben ik in een aantal zedenzaken geconfronteerd met het optreden van de recherche in zedenzaken. Het moet gezegd, de betrokkenheid bij de overheidsdienaren is groot. Daar zit echter ook meteen een risico in.
De ene zaak betrof een man die er van werd verdacht sex met zijn dochter en nichtje gehad te hebben terwijl ze nog geen 16 jaar waren. Het andere geval betrof een verdenking van verkrachting. Mijn cliënt zou een vrouw op straat ontmoet hebben en haar vervolgens onder bedreiging van geweld tot sex hebben gedwongen. Hij betoogde dat alles vrijwillig was gebeurd.
Nu in beide zaken de cliënten ontkenden wilde ik graag de aangevers bij de rechter-commissaris als getuigen ondervragen, hetgeen geschiedde.
Onder andere in de genoemde zaken trof ik de getuigen in de wachtkamer van de rechter-commissaris. Ze waren niet alleen. Ze werden begeleid door de rechercheurs die in de zaken alle verhoren hadden gedaan. In 1 van de zaken werden ook de verhorende rechercheurs door de rechter-commissaris en mij ondervraagd.
Het OM vindt kwaliteit in onderzoek in zedenzaken van belang. Zo is onder andere in een richtlijn vastgelegd dat de verhoren door gespecialiseerde rechercheurs worden gedaan. Desondanks bleek de recherche, daarin later ter zitting door het OM gesteund, het heel normaal te vinden dat de rechercheurs mensen die claimen slachtoffer te zijn te begeleiden naar bijvoorbeeld getuigenverhoren. Bovendien vond met het ook niet vreemd dat de getuige kort voor het verhoor voorzien werd van informatie over de strafzaak. Zo werden bijvoorbeeld kopieën verstrekt van eerdere verklaringen en werd verteld wat het standpunt van de verdachte was. In een bepaald geval werd zelfs kort voor het verhoor met de officier van justitie gesproken over het te houden verhoor. Mijn betoog dat begeleiding en grote betrokkenheid bij mensen die zeggen slachtoffer te zijn moest worden overgelaten aan bijvoorbeeld slachtofferhulp vond geen gehoor. De stelling dat dit vooral van belang is omdat de politie en het OM aan waarheidsvinding moeten doen evenmin. Ook het pleidooi dat het van belang is dat een getuige kan verklaren op grond van eigen herinneringen en niet op basis van de informatie die al dan niet schriftelijk door de politie of de officier van justitie is verstrekt vond geen begrip. Tot nu toe slikte de rechters de reactie van het OM. Sterker nog recent vroeg een raadsheer van het Haagse hof mij enigszins verbaasd of ik werkelijk bedoelde dat het niet goed was als politiemensen aangevers steun bieden voordat ze als getuigen worden verhoord. Om mijn beurt was ik verbaasd over de verbazing. Zodra politiemensen te betrokken zijn bij vermeende slachtoffers bestaat eens te meer het risico dat ze niet objectief zijn. Als voetstoots wordt aangenomen dat de aangever hulp nodig heeft omdat ze de waarheid spreekt moet de ontkennende verdachte wel liegen. Op die manier loopt de politie wel erg makkelijk het risico om met open ogen de welbekende tunnel in te lopen. En dat allemaal terwijl het de rechter is die aan het einde van het proces moet vaststellen of de aangever het bij het rechte eind had. De maatschappij, maar zeker ook de verdachte, heeft belang bij een objectief opsporingsapparaat. De politie moet niet alleen kijken naar wat belastend is, maar ook naar wat ontlastend is. Dat laatste lijkt niet goed mogelijk bij te grote betrokkenheid of zelfs medelijden met iemand die het slachtofferschap claimt.
Ik geloof best dat het OM en de politie het goed bedoelen, maar de huidige praktijk kan schade opleveren. Mensen kunnen onterecht als verdachte worden aangemerkt of dit kan onterecht lang duren. Ik geloof ook wel dat het OM werkelijk goede kwaliteit in zedenzaken nastreeft. Naar mijn idee zou in dat kader de richtlijn moeten worden aangepast. De rechercheurs zouden als boodschap mee moeten krijgen zich zakelijk op te stellen en de aangevers niet te moeten coachen voordat ze als getuige worden gehoord of ze anderszins van informatie te voorzien. Het is niet mijn bedoeling aangevers in de kou te laten staan. Ze moeten de steun echter elders halen. Laten we bijvoorbeeld een cursus ontwikkelen voor medewerkers van het bureau slachtofferhulp, zodat die mensen aangevers in zedenzaken beter kunnen steunen en voorlichten over de procedures. Ik werk er graag aan mee.