De wetgeving naar aanleiding van de Europese anti-witwasrichtlijn trad in Nederland in september 2020 in werking. Hierin is onder meer bepaald dat vennootschappen in het handelsregister moeten registreren wie hun ‘uiteindelijk begunstigden’ ofwel ’ultimate beneficial owners’ (UBO’s) zijn. Met de UBO’s worden de natuurlijke personen bedoeld die de uiteindelijke eigenaren zijn. Van hen moet een aantal persoonsgegevens worden opgegeven, evenals de aard en omvang van het door hen gehouden economisch belang. Doel van het UBO-register is het tegengaan van witwassen en het bestrijden van terrorismefinanciering.
Een deel van de gegevens is openbaar: via het UBO-register kan iedereen die dat wil (voor € 2,50 per opvraging) het economisch belang, geboortemaand- en jaar, woonplaats en nationaliteit van de UBO te weten komen. Adres, burgerservicenummer, geboorteland en geboortedatum zijn echter alleen door instanties als de Belastingdienst in te zien.
Kort geding
Volgens Privacy First, een onafhankelijke stichting die opkomt voor de privacy van alle burgers in Nederland, is die wetgeving in strijd met het grondrecht van de UBO’s op privacy en met hun recht op bescherming van hun persoonsgegevens. Zij vorderde daarom eerder dit jaar in kort geding (voorlopige) buitenwerkingstelling van de UBO-wetgeving.
Gegevens afschermen
Die vordering werd door de voorzieningenrechter afgewezen. Het Haagse gerechtshof komt nu tot dezelfde beslissing. Het hof vindt het niet aannemelijk dat de UBO’s op korte termijn ernstige schade zullen lijden. Dat is een vereiste om op Europese richtlijnen gebaseerde wetgeving in een kort geding (voorlopig) buiten werking te kunnen stellen. Ook heeft het hof meegewogen dat een UBO die vreest dat hij door de openbaarmaking van persoonsgegevens risico’s loopt op bijvoorbeeld ontvoering of afpersing, meteen zijn gegevens voor het algemene publiek kan afschermen. De Nederlandse wetgeving geeft deze mogelijkheid. Het hof noemt dit een eenvoudige manier om te voorkomen dat UBO-gegevens openbaar worden of blijven.
Prejudiciële vragen
Overigens zal ook het Hof van Justitie van de EU zich nog buigen over de rechtmatigheid van de UBO-wetgeving. Een Luxemburgse rechter heeft prejudiciële vragen gesteld over hoe het openbare karakter van het UBO-register zich verhoudt tot de privacyrichtlijnen. De uitspraak van de Europese rechter wordt medio 2022 verwacht.