In een bericht dat is verschenen op de site van de Hoge Raad, en dat werd gedeeld via X (voorheen Twitter) en LinkedIn, wordt gevraagd om informatie die van belang kan zijn voor een vordering tot cassatie die de PG aan het voorbereiden is. Het gaat daarbij om de uitleg van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA), dit naar aanleiding van een zaak waarin de rechtbank Rotterdam op 9 maart 2023 vonnis heeft gewezen.
Technisch onderwerp
Een woordvoerder van de Hoge Raad vertelt dat er verschillende redenen waren voor de PG om het verzoek te doen. Nu het gaat om nieuwe wetgeving (de WHOA geldt sinds 1 januari 2021) over een technisch onderwerp, wil hij ervoor zorgen dat de vordering op zo volledig mogelijke informatie wordt gebaseerd. In de oproep heeft de PG twee specifieke vragen gesteld over de uitleg van de WHOA. Hij hoopt met de reacties hierop de verschillende argumenten pro en contra zo breed mogelijk in kaart te kunnen brengen.
Geen beroep mogelijk
Wat ook meespeelt is dat tegen een beslissing van de rechtbank in WHOA-zaken geen enkel beroep openstaat. Dat heeft te maken met de aard van de procedure: die is erop gericht om zo snel mogelijk een definitieve beslissing te krijgen over de financiële herstructurering van een onderneming om een faillissement te voorkomen. Maar het ontbreken van een beroepsmogelijkheid maakt wel dat het debat in WHOA-zaken beperkt is. De enige mogelijkheid om de zaak aan de Hoge Raad voor te leggen is via een vordering tot cassatie in het belang der wet.
Alleen is het in een dergelijke procedure partijen niet toegestaan om zich over de zaak uit te laten. Daardoor vindt bij de behandeling van een vordering tot cassatie in het belang der wet geen debat plaats door degenen die belang hebben bij het antwoord op de rechtsvragen die aan de Hoge Raad worden voorgelegd. Mede omdat dat dat debat wel wenselijk is, heeft de PG de oproep gedaan.
Publicatie
De opmerkingen kunnen tot 10 januari worden ingediend. Vervolgens kunnen deze op de site van de Hoge Raad en als bijlage bij de vordering worden gepubliceerd. Overigens kan het ook nog zijn dat de PG besluit af te zien van het instellen van een vordering.
Prejudiciële procedure
In februari van dit jaar deed advocaat-generaal Hartlief een soortelijke oproep, maar dan in een prejudiciële procedure. Ter voorbereiding van een conclusie vroeg hij om informatie over de afwikkeling van medische aansprakelijkheidskwesties. Dat leverde dertig reacties op: van advocaten en andere belangenbehartigers, juristen van verzekeraars en juristen van ziekenhuizen. De conclusie van de AG aan de Hoge Raad is mede op basis van de op deze manier ingewonnen informatie tot stand gekomen. De Hoge Raad moet nog uitspraak doen in deze zaak.