In deze zaak had het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam een last onder dwangsom opgelegd aan de eigenaar van een boerderij, omdat het College van mening was dat de eigenaar de boerderij in strijd met het bestemmingsplan gebruikte. Het College gelastte de eigenaar om het gebruik van de boerderij als woning vóór 15 oktober 2018 te staken en gestaakt te houden. Het College had in het dwangsombesluit alleen niet vermeld welk wettelijk voorschrift werd overtreden en waarom het bevoegd was handhavend op te treden. Dat is in strijd met artikel 5:4 Awb, dat in het eerste lid bepaalt dat een bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie slechts bestaat voor zover zij bij of krachtens de wet is verleend. Het tweede lid bepaalt dat een bestuurlijke sanctie slechts wordt opgelegd indien de overtreding en de sanctie bij of krachtens een aan de gedraging voorafgaand wettelijk voorschrift zijn omschreven. Artikel 5:9, onder a, Awb bepaalt dat de beschikking tot oplegging van een bestuurlijke sanctie het overtreden voorschrift vermeldt.
De rechtbank vond dat evenwel niet erg. In haar uitspraak van 8 augustus 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:5879) oordeelt zij dat de artikelen 5:4 en 5:9 Awb geen betrekking hebben op een last onder dwangsom. Volgens de rechtbank is een herstelsanctie geen bestuurlijke sanctie. De Afdeling corrigeert de rechtbank op dit punt (ABRvS 19 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1970). Het legaliteitsbeginsel van artikel 5:4 Awb ziet ook op herstelsancties, zoals een last onder dwangsom. De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 27 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3571). Overigens volgt het ook gewoon uit de wettekst zelf. Artikel 5:2, eerste lid, onder b, definieert een herstelsanctie als een bestuurlijke sanctie. De rechtbank had daarom tot de conclusie moeten komen dat het besluit van het college in strijd is met artikel 5:9, onder a, van de Awb. De gevolgen van het oordeel van de Afdeling voor het College vallen mee. De Afdeling passeert het gebrek met 6:22 Awb, omdat het voor de eigenaar duidelijk moest zijn dat zij het gebruik als woning diende te staken en het College wel bevoegd was om handhavend op te treden. Materieel werd dus aan het legaliteitsvereiste voldaan. Wel krijgt appellante de proceskosten vergoed.