De lokale dekens hebben gemengde gevoelens over de voorgestelde herstructurering van de Advocatenorde. Over het algemeen zijn ze het eens met de adviezen die worden gegeven in het vorige week door oud-deken Toon Huydecoper uitgebrachte rapport ‘Op Orde!’. Maar sommigen vinden de aanbevelingen niet ver genoeg gaan. Daarnaast vraagt een enkeling zich af waarom de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) eigenlijk geherstructureerd moet worden. Mr. vroeg een aantal lokale dekens om een reactie. Eerder berichtte deze website al over dit rapport en over de eerste reactie die algemeen deken Jan Loorbach hierover gaf.
Noodzakelijk?
Germ Kemper, deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten, vindt dat het rapport niet duidelijk maakt waarom er gereorganiseerd moet worden. “Ik mis de geweldige overtuigingskracht waarom het anders moet. Er zit zeker een aantal zinnige gedachten in het rapport, maar dit zijn meer aanknopingspunten voor gesprekken dan dat we meteen aan de slag kunnen. Wel is duidelijk dat men wil sleutelen aan de structuur om zo een meer democratisch organisatie te creëren. Toch had ik graag eerst antwoord gekregen op de vraag of de Orde überhaupt naar een parlementair model moet worden ingericht. Ik zou liever het accent willen leggen op de vraag in hoeverre mensen zich vertegenwoordigd voelen en of plannen en besluiten van de Orde voldoende draagvlak hebben.”
De Utrechtse deken, Huan Tan, valt ook op dat niet is ingegaan op ‘het waarom’, maar denkt wel dat het goed is dat wordt gekeken naar andere organisatorische mogelijkheden. “Vervolgens moet bekeken worden of die alternatieven beter zijn dan wat we nu hebben.”
Gerrit Wempe, deken van de Orde van Advocaten in Leeuwarden, vindt het logisch dat er wat moet veranderen. “De organisatie van de NOvA nu is gebaseerd op de Advocatenwet van 1952. Er zijn sindsdien duizenden advocaten bijgekomen. De situatie is nu anders en er zijn enkele knelpunten gesignaleerd. Dat de Orde een keer herijkt zou moeten worden, spreekt voor zich.”
Ook Marijn Dieleman (deken van de Orde van Advocaten in Middelburg) vindt verandering nodig. “Vooral veranderingen in de ondersteuning op lokaal niveau zijn wenselijk. Het rapport is niet heel erg vernieuwend, maar geeft wel ondersteuning aan de ontwikkelingen die reeds gaande zijn.”
Regiodekens
De commissie adviseert het aantal lokale vestigingen overeenkomstig de nieuwe gerechtelijke kaart terug te brengen naar tien. Wempe: “Die herindeling betekent voor ons in het noorden het nodige. Leeuwarden, Groningen en Assen zullen worden samengevoegd. Op dit moment zijn we al bezig een gezamenlijk ordebureau op te richten. Dit bureau zal de drie lokale dekens en de Raden van Toezicht ondersteunen. Hiermee lopen we vooruit op de schaalvergroting. De uiteindelijke arrondissementale deken zal toezicht moeten houden op zo’n zeven- tot achthonderd advocaten, vergelijkbaar met Arnhem nu. Dat is dan nog zelfs een van de kleinere arrondissementen; alleen territoriaal gezien wordt het wel een groot arrondissement.”
Ook in het oosten van het land wordt de geografische uitbreiding als een probleem gezien. “Als de arrondissementale deken in Nijmegen zit, weet hij niet wat er zich in Twente afspeelt. Mijn suggestie zou daarom zijn, om in de Raden van Toezicht ook een of meerdere ‘regiodeken(s)’ te benoemen, zodat je toch in de oude regio’s een soort deken houdt”, aldus Ale Holsbrink (deken van de Orde van Advocaten in Almelo).
Tussen Breda en Middelburg is al een intensieve samenwerking gaande. De adjunct-secretaris van Breda ondersteunt momenteel beide ordes. Dieleman: “Het is voor ons geen probleem om dit in elkaar te schuiven. Het toezicht houden op meer advocaten vergt wel een andere aanpak. Het rapport zegt daar niet zo veel van, maar daar leven wel ideeën over. Een deel van de taken van de deken kan aan de Raad van Toezicht worden gedelegeerd, zodat de omvang van het werk acceptabel blijft.”
Deken Kemper vindt de herindeling nog niet ver genoeg gaan. “Tien arrondissementale vestigingen zijn nog te veel. Ik heb het idee dat we in het toezicht veel sterker toe moeten naar professionele ondersteunende stafbureaus waarop dekens een beroep kunnen doen. Dan zou je met bijvoorbeeld vier van die bureaus alle dekens bij kunnen staan.”
Holsbrink sluit zich hierbij aan. “Met verschillende arrondissementen kun je heel goed leunen op één bureau. Ik ben bang dat anders de kleinere arrondissementen relatief gezien een te klein bureau hebben om de kwaliteitsslag die we willen maken voor elkaar te krijgen.”
Verdwijning lokale dekenaat
Volgens de commissie is het nodig dat de lokale ordes hun onafhankelijkheid binnen de Orde opgeven om zo één centraal aangestuurde organisatie te creëren. Momenteel zijn namelijk de opleidingsvereisten voor stagiaires niet overal gelijk en bestaan er ook verschillen in het toezicht.
Huan Tan: “De autonomie omtrent het toezicht blijft bestaan. Dus als dekens bang zouden zijn voor het verliezen van autonomie dan zie ik dat in ieder geval niet.”
“‘Slechts’ de bestuurlijke bevoegdheden worden aangetast, maar dat is nodig om één Orde te creëren”, vertelt Kemper. “Maar het rapport lijkt ook te zeggen dat de Raden van Toezicht een bredere toezichthoudende rol krijgen. Dat snap ik niet. Op grond van de aanbevelingen van Docters van Leeuwen moeten de dekens juist professioneler worden, dan snap ik niet waarom je daar een Raad van Toezicht bij betrekt. De kans op het opbouwen van expertise en continuïteit verklein je daar weer mee.” Verder had de Amsterdamse deken liever gezien dat niet per definitie de algemeen deken de centrale factor in het beleid en het uitdragen daarvan is. “Ik zou willen overwegen of het niet beter is om het zwaartepunt te leggen bij de algemeen secretaris die in dienstverband is voor onbepaalde tijd dan bij de algemeen deken die noodgedwongen wordt vervangen om de twee of drie jaar.”
Dekenberaad
In het rapport wordt gepleit voor de instelling van een overlegorgaan, ‘het dekenberaad’, voor een goed overleg tussen de centrale organisatie en plaatselijke afdelingen. “Door dit dekenoverleg krijgen de dekens naast hun toezichthoudende taak ook een adviserende rol richting de Algemene Raad. Het is de vraag of die samenbundeling van machten wenselijk is”, aldus deken Wempe.
Volgens Marijn Dieleman is dat juist prima te verenigen. “De deken houdt toezicht in een ander kader dan waarin hij adviseert. Hij houdt toezicht op de advocaten in zijn arrondissement en adviseert de Raad over regels die met dat toezicht te maken hebben. De Raad voor de rechtspraak en de NOvA geven ook bijvoorbeeld wetgevingsadvies. Ik weet alleen niet of het noodzakelijk is dat dit beraad geformaliseerd wordt. De dekens komen nu ook met enige regelmaat bij elkaar.”
Kemper vindt de instelling van het dekenberaad buitengewoon zinnig. “Maar als deze ook gaat overleggen met de Algemene Raad, dan zijn tien dekens nog te veel, want dan kom je uit op een overleg met 17 man. Het is een menselijke trek om dan te denken dat het niet zo erg is om een keer niet te komen. De dekens moet je stimuleren, maar hoe groter de groep hoe geringer de stimulans.”
Kwaliteitszetels
Om een kleiner en slagvaardiger College van Afgevaardigden te krijgen, moet volgens het rapport het aantal leden worden teruggebracht naar 52 en lokale dekens mogen geen lid meer van het College zijn. Daarnaast moet het aantal afgevaardigden in het College meer in overeenstemming zijn met het aantal advocaten in een arrondissement. Deken Dieleman vindt ook dat de kleinere ordes momenteel oververtegenwoordigd zijn. “Het uitgangspunt van de territoriale vertegenwoordiging moet inderdaad misschien wel worden verlaten.”
De Almelose deken vindt 52 afgevaardigden nog te veel om het College slagvaardiger te maken. “Van mij had het minstens de helft van het huidige aantal mogen zijn.”
Gerrit Wempe is het ermee eens dat dekens geen lid meer mogen zijn. “Je moet zoveel mogelijk voorkomen dat mensen te veel petten op hebben.” Ook Tan geeft aan er geen enkel bezwaar tegen te hebben: “Ik kan me wel voorstellen dat mensen vinden dat dekens zitting in het College moeten hebben, maar misschien wordt vergeten dat de dekens ook al richting de Algemene Raad een adviserende stem krijgen.” Germ Kemper zit zelf in het College, maar voelt zich daar ongemakkelijk bij: “Het College is een controlerend orgaan op het bestuur en dan vind ik het raar om tegelijkertijd ook bestuurder te zijn.”
Jan Loorbach gaf in een eerder bericht aan dat er misschien wel plaats zou moeten zijn voor kwaliteitszetels in het College. Bijvoorbeeld leden vanuit specialisatieverenigingen of van de Stichting Jonge Balie Nederland. “Ik kan me daar iets bij voorstellen. Het College moet representatief zijn voor de Balie, zodat alle advocaten zich daarin vertegenwoordigd voelen”, zegt Dieleman.
Volgens Deken Tan kunnen kwaliteitszetels inderdaad een toegevoegde waarde hebben. “Dan heb je in ieder geval de representatie en inbreng van specialisatieverenigingen. De volgende vraag is hoe dat ingekleed kan worden. Moeten het bijvoorbeeld volwaardige leden zijn of moeten zij een aparte fractie vormen?
Kemper is het juist eens met de stelling van Huydecoper. “Het is te ingewikkeld om dit te formaliseren. Natuurlijk kan er wel bij de samenstelling van de afvaardiging aan worden gedacht om zo veel mogelijk verschillende invalshoeken aan bod te laten komen. Dat gebeurt nu ook.”