Je hoeft een bestuurlijke boete niet te betalen zolang er nog over wordt geprocedeerd. Dat oordeelt de Rechtbank Amsterdam in een principiële uitspraak van 24 januari 2017. De rechtbank zegt dat het onderscheid tussen een strafrechtelijke boete en een bestuurlijke boete niet gerechtvaardigd is.
Bij een strafrechtelijke boete geldt namelijk dat je pas moet betalen als de strafrechtelijke veroordeling onherroepelijk is. Maar bij een bestuursrechtelijke boete heeft bezwaar geen schorsende werking. Onmiddellijk betalen dus, was tot nu toe de regel.
De Amsterdamse rechtbank kijkt daar anders tegenaan. Het ging in deze zaak om een boete van 3.000 euro voor een bakker, opgelegd door de Inspectie SZW wegens overtreding van de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag. De bakker maakte bezwaar tegen de boete en vroeg uitstel van betaling. Dat laatste kreeg hij niet.
De Rechtbank Amsterdam gaf de bakker wel gelijk. Een boete is een boete, en daarom is er volgens de rechtbank geen aanleiding om bestuurlijke boetes (geen uitstel van betaling) anders te behandelen dan strafrechtelijke boetes (wel uitstel van betaling). De bakker hoeft de boete volgens de Rechtbank dus niet te betalen zolang het proces loopt.
Het is de vraag of deze nieuwe lijn wordt gevolgd door de Raad van State. Dat ligt, volgens advocaat Robert van de Velde (Plas Bossinade), wel in de lijn der verwachting. De rechtbank baseerde zich namelijk op een advies van de Raad van State uit 2015.
