Het is niet mals waarvoor de gemachtigde in belastingzaken zijn opponenten al jarenlang uitmaakt. De man houdt zich bezig met bezwaarschriften tegen de naheffing voor de autobelasting BPM. In zijn processtukken gebruikt hij voortdurend beledigende taal over ambtenaren van de Belastingdienst, rechters en rechterlijke colleges. Zo noemt hij een rechter van de rechtbank Gelderland onder meer “domme nare gans” en “intens crimineel gespuis”; de Hoge Raad betitelt hij als “circusartiesten”, “de grootste criminele hoerentent van deze aardbol” en “echt een hele vieze, gemene club” en de procureur-generaal maakt hij uit voor “een criminele mongool”.
Op de vingers getikt
De gemachtigde is hiervoor meerdere malen door verschillende rechtscolleges op de vingers getikt. Tot verbetering van zijn gedrag heeft dat echter niet geleid.
In een procedure die de gemachtigde voerde tegen de beslissing van de inspecteur om een bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, besloot de rechtbank Gelderland in de zomer van 2019 hem te weigeren wegens ernstige bezwaren. De belanghebbende stelde daarop cassatie in.
Nodeloos grievend taalgebruik
De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep (ECLI:NL:HR:2020:1730). De mogelijkheid om een gemachtigde tegen wie ernstige bezwaren bestaan te weigeren (artikel 8:25, lid 1, Algemene wet bestuursrecht), is volgens de Hoge Raad niet beperkt tot gevallen waarin het gedrag van de gemachtigde schade toebrengt aan de belangen van zijn cliënt. Ook als het gedrag een behoorlijke rechtsbedeling in gevaar brengt, kan sprake zijn van ernstige bezwaren die reden zijn om de gemachtigde te weigeren. “Indien een gemachtigde of bijstandverlener door stelselmatig nodeloos grievend, krenkend en/of beschadigend taalgebruik hetzij een doelmatige behandeling van het geschil ernstig bemoeilijkt, hetzij het gezag van de rechtspraak of van bij behandeling van de zaak betrokken functionarissen nodeloos en op onaanvaardbare wijze aantast, kan dit de conclusie rechtvaardigen dat ernstige bezwaren als bedoeld in artikel 8:25, lid 1, Awb tegen de persoon van de gemachtigde of bijstandverlener bestaan.”
Individuele zaak
De beslissing tot het weigeren van een gemachtigde is volgens de Hoge Raad voorbehouden aan de rechter die de zaak behandelt. De rechter kan dat ambtshalve of op verzoek van de andere partij doen. De weigering blijft beperkt tot de betreffende zaak en tot de instantie waarin de beslissing is genomen, aldus de Hoge Raad.
Daarmee gaat de Hoge Raad voorbij aan het advies van advocaat-generaal Peter Wattel. Die schreef een uitgebreide conclusie over de zaak. Hij stelde daarin voor om weigering van de scheldende gemachtigde niet te beperken tot individuele zaken, maar om hem voor een periode van een half jaar en “als dat niet helpt” voor drie jaar te weigeren. Wattel vindt dat “het rechtspraakpersoneel, de ‘vertegenwoordigde’ belastingplichtigen, de goede procesorde, de rechtspraak, de rechtsstaat en het voor de gemeenschap bedoelde publieke budget beschermd (moeten) worden tegen deze procesorde-saboterende, bedreigende, beledigende, belasterende en gemeenschapsgeld verbrandende gemachtigde”.