Rechtszaken over reputatieschade onvoorspelbaar

Van BN’ers tot strafrechtadvocaat en wijnhandelaar: velen streden voor herstel van hun te grabbel gegooide goede naam. Meestal zijn het burgers en rechtspersonen, vaak mediabedrijven, die onrechtmatige uitlatingen moeten rechtzetten. Maar ook het Openbaar Ministerie kan worden veroordeeld tot rectificatie, zo bleek onlangs. ‘Rectificatie-advocaten’ vinden de zaken interessant door hun diversiteit, maar soms ook lastig. “De uitkomst is vaak onvoorspelbaar.”

Delen:

Foto: Depositphotos

In een zaak waarover de rechtbank Den Haag recent besliste had een uitgebreid strafrechtelijk onderzoek plaatsgevonden naar een bestuurder van meerdere vennootschappen. De man werd in 2015 vrijgesproken van alle hem ten laste gelegde feiten. Door het strafrechtelijke optreden tegen hem en de openbare uitlatingen daarover van het OM is hij volgens de rechtbank ten onrechte aangetast in zijn eer en goede naam. Om dit recht te zetten, moest de Staat een rectificatie plaatsen in verschillende kranten en ook een schadevergoeding betalen.

Frustrerend

Jan van Vegchel (ABC Legal)

Cijfers over het aantal gedwongen rectificaties houdt het OM niet bij, maar zo’n veroordeling komt zeer weinig voor, zegt een persvoorlichter van het Parket-Generaal van het OM. Dat zou anders moeten, reageerden strafrechtadvocaten op social media na de uitspraak van de Haagse rechtbank. Na een ‘lichtzinnige’ vervolging door het OM in strafzaken waarin iemand onschuldig is bevonden zou vaker een rectificatie moeten plaatsvinden. Volgens hen is er meestal geen oog voor de reputatieschade waarmee deze mensen en hun omgeving achterblijven.

Frustrerend vindt ook Jan van Vegchel, advocaat bij ABC Legal in Amsterdam, dat er regelmatig “met veel bombarie” persberichten over arrestaties en strafrechtelijke onderzoeken verschijnen, waarover je, als er later vrijspraak volgt, niets meer hoort. Van Vegchel, die voordat hij in 2020 advocaat werd ruim dertig jaar in de journalistiek werkte, houdt zich bezig met overeenkomsten- en mediarecht, privacy en intellectuele eigendom en wordt regelmatig benaderd door klanten die zich benadeeld voelen door bepaalde uitlatingen. Hij vindt dat het OM terughoudend moet zijn met het doen van dergelijke uitlatingen. Daarbij moet een onderscheid worden gemaakt tussen zaken waarin sprake is van onterechte of lichtzinnige vervolging door het OM en zaken waarin het OM tijdens de vervolging uitlatingen over iemand heeft gedaan die niet door de beugel kunnen. Dat laatste speelde bijvoorbeeld vorig jaar, toen het OM zich onrechtmatig had uitgelaten over strafrechtadvocaat Yehudi Moszkowicz, tijdens een strafzitting waarbij de advocaat zelf niet aanwezig was. Officier van justitie George Rasker suggereerde daar dat Moszkowicz een verlengstuk is van drugskartels, waarna zijn uitspraken werden gepubliceerd in twee dagbladen. Moszkowicz, bijgestaan door een kantoorgenoot van Van Vegchel, stapte daarop naar de rechter. Met succes: de rechtbank Den Haag oordeelde dat de Staat een rectificatie moest plaatsen in beide kranten en zijn proceskosten moest betalen. Dat de uitlatingen werden gedaan door een officier van justitie noemt Van Vegchel een extra verzwarende factor. “Hij zou beter moeten weten.”

Belangenafweging

In zijn eigen praktijk komt rectificatie “langs twee lijnen” aan de orde, zegt Van Vegchel. Hij wijst op de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), die mensen het recht geeft om onjuiste persoonsgegevens te laten wijzigen of persoonsgegevens aan te vullen (artikel 16). Dit leidt zelden tot procedures. Zijn cliënten, vaak dataverwerkingsbedrjjven, hebben er zelf belang bij dat de juiste persoonsgegevens worden verwerkt en werken daarom meestal mee als blijkt te kloppen dat gegevens aanpassing behoeven, aldus Van Vegchel.

Anders is dat bij cliënten die bij hem komen omdat ze vinden dat hun eer, goede naam of privacy is aangetast door bepaalde uitlatingen en daarom rectificatie willen. Op grond van artikel 6:167 Burgerlijk Wetboek kan een rechter een geëiste rectificatie toewijzen als sprake is van onrechtmatigheid bij een onjuiste of misleidende publicatie. Dat begrip ‘publicatie’ wordt in de jurisprudentie ruim opgevat en kan zien op elke openbaarmaking, ook buiten artikelen of uitzendingen in de media. De rechter maakt daarbij een belangenafweging en kijkt welk recht moet prevaleren: het recht op vrijheid van meningsuiting zoals vastgelegd in artikel 7 van de Grondwet en artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of het belang van het recht op de eerbiediging van iemands persoonlijke levenssfeer, zoals vastgelegd in artikel 10 Grondwet en artikel 8 EVRM. Zo oordeelde de rechtbank Amsterdam onlangs in een door de bestuurder van ING-dochter Payvision aangespannen zaak tegen het FD dat er “naarmate het signaleren van een veronderstelde misstand ernstigere gevolgen voor de betrokkene heeft, hogere eisen moeten worden gesteld aan de zorgvuldigheid waarmee de publicatie tot stand komt, aan het daarvoor te verrichten feitenonderzoek, aan naleving van het beginsel van hoor en wederhoor, en aan de formulering van de beschuldigingen”. Het FD moest zijn onjuiste uitlatingen over de directeur rectificeren.

Onderzoek

Kiest iemand voor een gang naar de rechter om rectificatie te eisen, dan wordt vanwege het spoedeisende belang bij snel ‘herstel’ meestal een kort geding gestart, op verbeurte van het betalen van een dwangsom. Hoe vaak zo’n vordering tot rectificatie wordt toegewezen, wordt door de Rechtspraak niet bijgehouden, zegt een woordvoerder van de Raad voor de rechtspraak. Van Vegchel ging zelf op onderzoek uit en bekeek 107 uitspraken die tussen 1 januari 2016 en 1 mei 2020 op rechtspraak.nl zijn gepubliceerd, waarin rectificatie werd gevorderd. Daarbij maakte hij onderscheid tussen uitspraken die betrekking hebben op uitingen van burgers of bedrijven onderling op social media of eigen websites en uitspraken die zien op professionele media. In een kwart van de gevallen waarin burgers zich in hun eer en goede naam aangetast zien door of in de media krijgen ze steun van de rechter, zo bleek uit het onderzoek waarover hij een artikel schreef op Mediaforum. Ook constateerde Van Vegchel dat de rechter bij burgers onderling vaker corrigerend optreedt. Bij de mediavorderingen blijkt opkomen tegen uitlatingen van derden in de journalistiek iets vaker succesvol dan het optreden tegen onjuiste of krenkende uitlatingen door de media zelf. Het bij voorbaat vorderen van een verbod op een publicatie of uitzending slaagt zelden. Verder blijkt dat rechters in Amsterdam, die meer mediazaken behandelen dan alle andere rechtbanken samen, milder oordelen over de media dan hun collega’s.

Terughoudend

Thomas van Vugt (AMS Advocaten; foto: Jeroen Ruigrok)

Een rechtszaak leidt volgens Van Vegchel vaak opnieuw tot publiciteit, wat voor nog meer reputatieschade kan zorgen, die gedupeerde cliënten juist willen vermijden. Daarom adviseert hij sommige cliënten, ook als zij een goede kans maken om de zaak te winnen, af te zien van een procedure, in de hoop dat de aandacht voor de uitlatingen zal verslappen.

Ook Thomas van Vugt, advocaat bij AMS Advocaten in Amsterdam, is “niet zozeer om juridische redenen, maar vanuit mediaperspectief” enigszins terughoudend in zijn advisering om rectificatie te eisen. Van Vugt heeft veel ervaring met procedures over onrechtmatige publicaties, rectificatie en schadevergoeding. Een verloren kort geding kan volgens hem voor een cliënt met reputatieschade buitengewoon schadelijk zijn. “Je wilt er écht zeker van zijn dat je gaat winnen.” Maar ook dan is de uitkomst van een kort geding vaak nogal onvoorspelbaar, constateert hij. Dat de voorzieningenrechters niet altijd eenduidig beslissen, speelt daarbij volgens hem een rol.

Strenge brief

Om een mogelijke ‘herhaling’ van media-aandacht voor geuite beschuldigingen te voorkomen, wordt in plaats van rectificatie soms alleen verwijdering van die uitlatingen geëist. Ook kan ervoor gekozen worden om in plaats van te procederen een “strenge sommatiebrief” aan de wederpartij te sturen, waarin staat dat die partij aansprakelijk is voor de veroorzaakte schade en, als de onrechtmatige uitlating nogmaals wordt gedaan, gedagvaard zal worden.
Toch staat Van Vugt ook regelmatig bij de rechter met een vordering tot rectificatie. Zo voerde hij namens een Nederlandse wijnimporteur onlangs met succes een kort geding bij de rechtbank Amsterdam tegen een bekende sommelier, onder meer bekend van een Netflix-serie. Die werd veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie op zijn Instagram (ruim 50.000 volgers), omdat hij Van Vugts cliënt ten onrechte van racisme had beschuldigd. “De sommelier had zijn beschuldigingen al snel verwijderd, maar voor mijn cliënt was het in dit geval toch belangrijk dat op het account werd gemeld dat die beschuldigingen onrechtmatig waren, vooral omdat zij zaken doet in Zuid-Afrika, waar zo’n beschuldiging extra gevoelig ligt.”
Van Vugt behandelt ook andere, maar vergelijkbare zaken. “Zo word ik regelmatig benaderd door ondernemers die te maken hebben met valse reviews op het internet of op sociale media. Zo’n recensie kan iemand tot in de eeuwigheid achtervolgen en daarom is verwijdering ervan vaak heel belangrijk.”
Het juridisch kader voor het recht op rectificatie is in grote lijnen al jaren hetzelfde, aldus Van Vugt, maar de jurisprudentie erover is voortdurend in ontwikkeling en dat maakt het rechtsgebied interessant. “Maar ik vind het vooral mooi als ik er voor een cliënt in slaag een onrechtmatige publicatie gerectificeerd of verwijderd te krijgen, of kan uitvinden wie er achter zo’n uitlating zit, want ook dat hoort bij mijn werk. Dat helpt cliënten om een zeer vervelend hoofdstuk te kunnen afsluiten.”

Recht van antwoord

Volgens Van Vegchel zou veel leed kunnen worden voorkomen als een zogeheten ‘Recht van antwoord’ zou worden ingevoerd: een recht van burgers om te reageren op publicaties waarin ze worden genoemd of te herleiden zijn, in datzelfde medium, in hun eigen woorden, zonder onnodige vertraging en zonder kosten. België, Duitsland en tal van andere landen kennen zo’n recht al jaren, maar in Nederland zijn meerdere voorstellen hiertoe steeds gesneuveld. Vooral vanuit de media is er kritiek op, onder meer omdat het niet werkbaar zou zijn. Ten onrechte, vindt Van Vegchel. “Zeker in publicaties van digitale media is eenvoudig een linkje te maken naar een tekst waarin degene over wie het gaat zijn visie deelt.” Jammer dat zo’n speciaal recht tot op heden niet wordt omarmd, vindt hij. “Niet alle journalisten en media realiseren zich namelijk hoeveel impact een publicatie kan hebben op mensen over wie het gaat. Met het recht van antwoord zou veel reputatieschade beperkt of zelfs voorkomen kunnen worden.”

Delen:

Het belangrijkste nieuws wekelijks in uw inbox?

Abonneer u op de Mr. nieuwsbrief: elke dinsdag rond de lunch een update van het nieuws van de afgelopen week, de laatste loopbaanwijzigingen en de recentste vacatures. Meld u direct aan en ontvang elke dinsdag de Mr. nieuwsbrief.

Scroll naar boven